Solden
|
|
Alweer hebben mijn zusje en ik gelijke kleren aan - gelijke kleuren althans. Zij was degene die dol was op paarden en ons in Oostenrijk de alpenweide op loodste om de paarden te kunnen aaien. Zij was het ook die mocht leren paardrijden en omdat zij dat mocht, mocht ik ook. Ik hapte toe zelfs al boeide het me niet echt. Ik had niet zoveel interesses want ooit had iemand mij gezegd dat wat ik zou vragen, niet zou krijgen. Dus ik had mijzelf aangeleerd niets te vreagen of te willen.
Mijn ouders (vooral mijn vader) waren nog steeds niet tevreden over mij. Zelfs al deed ik elke dag de afwas, waste ik op zaterdag auto's en hielp ik in de vakanties met de grote schoonmaak, toch werd mij aangewreven dat ik te weinig initiatief toonde, te weinig hielp in het huishouden. Ook mijn sociaal leven was een bron van ergernis. Ik zou nooit ergens komen als ik in mijn ivoren toren bleef zitten. Ik had echt geen idee wat mijn vader daarmee bedoelde want ik deed toch zo mijn best om contact te zoeken met leeftijdsgenoteen. Mijn ouders vonden dat ik mij moest inschrijven voor een vereniging maar ik had geen idee wat soort vereniging dat wel zou moeten zijn. Op zeker moment werd beslist dat ik op paardrijkamp ging gaan, iets wat ik eigenlijk niet echt wilde. Ik ging "mogen" gaan als ik wat meer hielp met mijn moeder... Het was eigenlijk nogal genant want ik was de alleroudste daar, wat mijn status van rare nog maar eens bevestigde.