Poi-i-Kolon-complex

Letterlijk: aan de voet van de Grote. Het bestaat uit de Kaljan-minaret, Kaljan-moskee, Mir-i-Arab-madrassa en de Emir Alim Khan-madrasa.


Iemand heeft honger.  Ze zit rechts.  Scroll naar beneden voor een identieke na-het-eten foto !


Na het eten !

De Kalyan-minaret is het meest beroemde deel van complexe po-I-Kalyan (Poi Kalyan). Er zijn enkele verhalen bekend over het ontstaan van de minaret. Op de plaats waar de Kaljan-minaret gebouwd is, stond eerst een toren met een houten bovendeel. Toen dit neerstortte en een belendende moskee vernielde gaf Arslan Khan van de Karachanidendynastie de opdracht een steviger minaret van baksteen te bouwen. Een andere verhaal gaat dat Arslan Khan zijn koninkrijk voor eeuwig beroemd wilde maken. Om dit te bereiken schreef hij een wedstrijd uit waaraan iedereen mee mocht doen. Architecten, bouwmeesters en hoveniers lieten de khan een maand later tekeningen zien van prachtige paleizen, statige moskeeën en fabelachtige tuinen. Het ene ontwerp was nog fantastischer dan en groter dan het andere. Maar de Khan raakte niet echt onder de indruk. Als laatste kwam een jonge en onervaren bouwmeester naar de khan toe. Hij rolde een simpel vel Chinees papier uit waarop een kolossale minaret getekend was. De khan vroeg waarom hij een minaret had getekend. Het antwoord van de jonge man overtuigde de khan meteen. “Een minaret dient de gelovigen van de stad door ze op te roepen tot gebed. Een minaret dient als baken en teken van hoop voor de vermoeide reizigers omdat ze van ver te zien zal zijn. Ze is een teken van de kracht en macht van de wereldlijke en geestelijke leiders van de stad. Ze kan dienen als wachttoren omdat ze hoog boven de bewoning uit zal steken.” De khan gaf de jongeman de opdracht om te bouwen met de volmacht van alle rijkdommen uit de schatkamer gebruik te maken. Bovendien moest de hele bevolking van Buchara meewerken aan de bouw en aan alle wensen van de bouwmeester voldoen. Nadat de plaats van de minaret bepaald was in het midden van de stad vroeg de bouwmeester aan de khan een immense hoeveelheid kamelenwol, kamelenmelk, eigeel en druivensap. De bevolking leverde gelaten de kostbare grondstoffen met karrenvrachten tegelijk. In een diep gat werden grote blokken zeldzaam marmer gelegd. De voegen werden heel secuur gevuld met een mengsel van de vreemde grondstoffen. Toen de bevolking zag waar hun waardevolle voedingsmiddelen voor gebruikt werden protesteerden ze. Ze begonnen minder te leveren en er kwamen rapporten binnen dat er grondstoffen gestolen werden maar de khans wil was wet en het leggen van de fundamenten ging gewoon door. Toen het fundament klaar was verdween de jongeman plots van de aardbodem. Niemand wist waar hij was. Nu was niet alleen de bevolking verontwaardigd maar ook de khan voelde zich misbruikt en kwaad. De jonge architect bleef precies 9 maand weg en al die tijd lag de bouw van de minaret stil. Op een dag stond de man zomaar voor de khan. Hij zei dat het mengsel dat hij tussen de marmeren fundamenten had gestort exact 9 maanden moest drogen. Door de zon en de wind was het zo hard geworden dat het alleen dan een toren van zo’n omvang kon dragen. Nadat de khan hem clementie had verleend begon de bouw van de minaret werkelijk. Langer dan een jaar werd er bovengronds aan de toren gewerkt. Toen de toren klaar was had men inderdaad bereikt wat de khan wenste: een monument voor de eeuwigheid. Twee eeuwen na de bouw veroverde en plunderde Dzjengis Khan Buchara maar de minaret bleef overeind. Dzjengis Khan was blijkbaar zo onder de indruk van de toren dat deze ontzien werd. Ze is de op een na hoogste minaret van Centraal-Azië. Het fundament is 13 meter diep en de toren zelf is 48 meter hoog. De basis heeft een doorsnee van 9 meter. De minaret loopt iets taps toe. De buitenkant is verdeeld in 14 banden, iedere band versierd met een ander geometrisch patroon. Tussen de 7de en de 8ste band is een kalligrafie waarin de namen van Arslan Khan en Bako (de bouwmeester) zijn verwerkt. Alleen de hoogste band heeft gekleurde tegels. Bij de top verbreedt de toren zich weer iets. Boven een rand met moekarna’s, stalactietversieringen, bevindt zich een galerij met 16 boogramen die bekroond is met een daklijst die weer versierd is met moekarna’s. Vijf maal per dag beklommen vier moeddzins de trap in de toren. Iedere keer 104 treden. Pas nadat ze hun oproep waren begonnen mocht er van de andere 200 minaretten van de stad ook een oproep worden gedaan. Tijdens de Mankit-dynastie werd iedere overtreder van de islamitische wetten van de toren gegooid.

De Kaljan-moskee of Masjid Kalon is de belangrijkste kathedraalmoskee van de stad van Boukhara en de op een na grootste moskee van Centraal-Azië. Ze is met een bruggetje verbonden met de minaret. De moskee heeft een oppervlak van 127 bij 78 meter en biedt plaats aan 12.000 gelovigen. Ze werd gebouwd in 1514. Voor die tijd bevond zich op dezelfde plaats een moskee die gebouwd was door Harun al Rashid (766-809), de beroemde sultan uit 1001 nacht. Praktisch alle religieuze gebouwen van de stad waren in 1220 met de grond gelijk gemaakt door de legers van Djengis Khan. Het duurde tot het begin van de 16de eeuw voordat er een volwaardige vrijdagsmoskee gebouwd werd. Na diverse verbouwingen werd in 1541 een nieuwe met mozaïeken versierde mihrab of gebedsnis geplaatst. Sinds dat jaar is de Kaljan-moskee niet wezenlijk meer veranderd.

Langs drie zijden van het grote binnenplein zijn open galerijen gebouwd waar 208 zuilen in drie rijen 288 koepeltjes dragen. Zeven poorten geven toegang tot het gebouw, de belangrijkste is gericht naar het oosten. Deze heeft een grote pisjtak (monumentaal portaalgebouw) versierd met goudgele sterren. Voor de ingang van de gebedszaal staat een klein koepelgebouw waar zich de waterput bevindt voor de rituele wassing. De pisjtak die toegang geeft tot de gebedszaal is net als die van de toegangspoort versierd met goudgele sterren. Van de oorspronkelijke mihrab is weinig meer over. De tegeltableaus zijn vanwege hun versieringen in goud in de loop van de eeuwen stukje bij beetje geroofd.

Deze kinderen vinden dat Ben op een Amerikaanse acteur lijkt en ze willen een voor een met hem op de foto !


Ook deze Koreaanse toeristes moeten eraan geloven en moeten mee op de groepsfoto.

De Sjeik Mir-i-Arab Madrasa - Sjeik Mir-i-Arab (prins der Arabieren) was de bijnaam van sjeik Abdulla Jamani, de spirituele raadsman van de Sjaibanidenvorsten. Deze waren soennieten en beschouwden de sjiieten als ongelovigen. In de 16de eeuw leefde een grote gemeenschap sjiitische Perzen in Buchara. Sjeik Abdula en Shaybani Ubaydullah Khan besloten deze ongelovige Perzen te verkopen aan de Safaviden van Isfahan. Met het kapitaal dat ze hieraan verdienden stichtten ze in 1535 een madrasa die genoemd werd naar de opsteller van het plan.

Sinds de opening is de madrassa steeds - ook tijdens de Sovjet periode - als leerschool in gebruik geweest en zelfs nu nog wonen er 180 studenten die voor imam studeren.  Het gebouw is voor toeristen niet toegankelijk. In deze madrassa, staat de tombe van Sheik Abdullah van Jemen.

De Emir Alim Khan madrasa ligt achter de minaret. Het bijzondere is dat er twee binnenplaatjes zijn in plaats van een. Het is in het begin van de 20ste eeuw opgericht als madrasa maar al in 1924 is het omgebouwd tot openbare bibliotheek. In de voormalige moskee, onder de koepel is nu een klaslokaal ingericht.

 

Abdulaziz Khan Madrassah, Ulug Beg Madrassah en Magok-i Attari Mosque - Terug naar het overzicht