Gur Emir

De tombe van de emir is de laatste rustplaats van de belangrijkste vertegenwoordigers van de dynastie der Timoeriden. Het heeft zijn allure vooral te danken aan de imposante geribbelde koepel. Het is een architectonisch hoogstandje uit het begin van de 15de eeuw dat zijn weerga niet kent. Bovendien is de geschiedenis ervan omgeven met lugubere verhalen en mysterieuze legenden.
Het zal altijd een vraag blijven wat de exacte bedoeling was van Timur. Hij liet de opdracht tot de bouw geven na het overlijden van de favoriete kleinzoon en officiële kroonprins Mohammed Sultan. Het is heel wel mogelijk dat timur ook aan zijn eigen laatste rustplaats dacht tijdens de bouw. Veel van zijn familieleden en vrienden hadden een graf toebedeeld gekregen in Shachrisabz. Waarom dan niet zijn kleinzoon daar ook begraven?
De kroonprins stierf tijdens een militaire actie in Iran in 1403. Direct na zijn overlijden werd begonnen met de bouw. De gesneuvelde werd gebalsemd en tijdelijk opgebaard in de madrasa naast de bouwwerf.
In januari 1405 begon Timur Lenk aan zijn grootste avontuur. Hij wilde met slechts 200 000 man richting China gaan, door de Chinese muur breken en het rijkste land van de wereld veroveren. Nog geen maand later en nog op zijn eigen grondgebied werd hij echter ernstig ziek. Hij stierf in de buurt van Otrar op 69-jarige leeftijd aan longontsteking. De bergpassen naar Shakhrisabz waren ingesneeuwd en daarom werd hij in een loden kist naar Samarkand getransporteerd. Omdat het mausoleum nog steeds niet klaar was werd ook hij opgebaard in de madrasa, naast zijn kleinzoon. Zijn lichaam werd gebalsemd in rozenwater, muskus en kamfer waarna het in een kist gelegd werd die gedecoreerd was met parels en kostbare halfedelstenen.
Het complex bevond aanvankelijk uit een monumentale toegangspoort waarachter een binnenplaats lag. Links van de ingang bevond zich de madrasa en rechts een chanaka, daarvan resteren alleen de fundamenten. De toegangspoort staat er nog wel in volle glorie. Het mausoleum ligt recht tegenover de ingang.
< Het hele mausoleum is een schoolvoorbeeld van Centraalaziatische architectuur: vierkant, achthoek en cirkel zijn tot een harmonieuze eenheid gesmeed. De geribbelde pompoenvormige koepel staat op een hoge trommel. Het tralende turqoizenblauwe glazuur moet al van mijlen ver te zien zijn geweest. De ribbels, gele en azuurblauwe versieringen spelen met het zonlicht. Geen moment van de dag zijn de kleuren en de schitteringen hetzelfde.
Het feitelijke mausoleum bestaat uit twee lagen, een crypte met de graven en een bovenzaal op straatniveau. De grafzerken in de bovenste laag zijn op precies dezelfde manier geordend als in de crypte eronder. Er is dus sprake van twee soorten graven, een cenotaaf of leeg siergraf en een echt graf.
De bovenzaal is gebouwd in een kruisvorm, ziaratchana. In het hart van het kruis liggen de cenotafen eveneens in een kruisvorm. Timur had voor zijn dood te kennen gegeven dat hij begraven wilde worden aan de voeten van zijn leermeester sjeik Mir Said Barake. Na zijn dood haalde men de resten van deze leermeester uit Andchui in Afghanistan naar Samarkand toe.
Timur’s grafsteen bestond ooit uit een jade-groene steen. In 1740 bracht warlord Nadir Shah hem naar Persia, waar hij per ongeluk in twee brak. Vanaf toen kreeg Nadir Shah ongelooflijk veel ongeluk te verwerken, waaronder de bijna-dood van zijn zoon. Op aandringen van zijn religieuze raadgevers bracht hij de steen terug naar Samarkand en, natuurlijk, herstelde zijn zoon.
Miransjah en Sjahroech, twee van Timurs zonen, liggen direct naast hun vader. Miransjah links en Sjahroech (de vader van Ulug Beg) rechts. De beroemde kleinzoon, Ulug Beg, is aan het voeteneind begraven. Achter deze ligt Sheikh Seyid Umar, de meest heilige van Timur's leraars, naar verluidt een afstammeling van de profeet Mohammed.  Timur heeft bevolen dat Gur Emir rond zijn tombe werd gebouwd.  Op een kleine verhoging staat de grafsteen van een onbekende heilige man. Men weet dat het een heilige is omdat er naast het graf een paal met een jakkenstaart staat. De jakkenstaart is het symbool voor heilige mannen. De twee kleine grafstenen zijn van onbekende kinderen. 
De wanden van het mausoleum zijn aan de binnenkant versierd met marmer en gantsj-decoraties. Er zijn niet veel monumenten die op deze manier gedecoreerd zijn. De versieringen die zo gemaakt zijn geven een bijzonder subtiel relief. De oorspronkelijke kleuren, goud en azuur, zijn na restauratie weer overduidelijk zichtbaar. Ieder lichtstraaltje dat binnenvalt wordt eindeloos weerkaatst en blijft gevangen in de koepel.
Van een van zijn militaire expedities naar het oosten bracht Timur een groot blok zwartgroen nefriet mee, waar hij de cenotaaf van liet maken. Hierop staat in Arabisch schoonschrift dat hij “van dezelfde voorouders afstamt als Ghengis Khan en dat ze beiden ter wereld kwamen na een onbevlekte ontvangenis.” De kalligraaf verheft Timur hiermee alsnog boven de mensheid.
Met de inscriptie wordt verwezen naar een legende rond de geboorte van Timur. Zijn moeder, de maagd Alankoev, zou bevrucht zijn door zonnestralen uit de poorten van de hemel. Timur als halfgod. Van de madrasa en de chanaka zijn niets anders overgebleven dan wat interessante muurtjes die het grondplan aangeven. Op de binnenplaats staan wel twee andere voorwerpen die het bekijken waard zijn. In een van de hoeken ligt een rechthoekig stuk marmer, een kok-tash ofwel blauwe steen genoemd, fijn bewerkt met arabesken en bloemmotieven. Bijgelovige mensen uit Samarkand beweren dat de steen uit de hemel is komen vallen om de stad nog meer luister te geven. Velen beweren dat timur voor het eerst zijn troon op deze steen beklom. Vast staat dat de emirs van Buchara in de 17de eeuw deze steen gebruikten bij hun inhuldigingsceremonies. Wie van hen deze steen niet beklommen had werd niet erkend als heerser. Omdat de steen vrij hoog is werd een gevangene van hoge afkomst gebruikt als opstapje.
Vlakbij deze blauwe steen staat een enorme stenen schaal. Voordat een leger ten strijde trok werd deze schaal gevuld met granaatappelsap waar iedereen een deel van te drinken kreeg. Dit maakte de militairen krachtig en moedig.
De Sovjet-antropoloog Mikhail Gerasimov opende de crypten in 1941 en bevestigde onder meer dat Timur lang (1,7 m) en kreupel was in het rechterbeen en de rechterarm (van de verwondingen die hij op 25-jarige leeftijd opliep) - en dat Ulugbek stierf door onthoofding. Volgens de favoriete anekdote van elke tourgids vond hij op het graf van Timur een inscriptie met de strekking dat 'wie dit opent, verslagen zal worden door een vijand die meer angstaanjagend is dan ik'. De volgende dag, op 22 juni, viel Hitler de Sovjet-Unie aan.

 

Ak Sarai en nog eens het Registan - Terug naar het overzicht