zondag 7 april - vlucht naar Tashkent
via Istanbul
Hotel
http://shodlikpalace.com
dinsdag 9 april - Tashkent
voormiddag vrij
namiddag Independence square, Amir Timur
Square, Museum van toegepaste kunst
Hotel
http://shodlikpalace.com
woensdag 10 april - vlucht naar Khiva
voormiddag vlucht naar Urgench
bezoek aan de binnenstad van Khiva (Ichan Kala)
donderdag 11 april - Toprak Kala en Kizyl Kala
voormiddag bezoek aan Toprak Kala en Ayaz Kala
namiddag vrij
vrijdag 12 april - rit naar Bukhara
zaterdag 13 april - Bukhara
Stadsbezoek
Poppentheater Iskandar Khakimov
zondag 14 april - buiten Bukhara
Voormiddag Chor Minor moskee, en Sitorai Moxi Xosa (zomerresidentie
van de rulers)
Namiddag Hazrati Bakhouddin Naqshbandi en Chor Bakr
necropolis
maandag 15 april - naar Nurata
voormiddag ceramics workshop in
Gujduvan
caravanserai Rabat i Malik
Sardoba waterdrager
namiddag citadel van Alexander de Grote
overnachten in een yurt
dinsdag 16 april - Mitan
ochtend rijden naar Mitan
lunch met bichaks, plov
namiddag wandeling
woensdag 17 april - Mitan
ochtend kookworkshop
lunch
rijden naar Samarkand
donderdag 18 april - Samarkand
Ochtend Registan
Namiddag Bibi Khanum moskee
Siyab bazaar
voorstelling El Merosi
zaterdag 20 april - Samarkand
vrij
zondag 21 april - Samarkand
ochtend Shakh i Zinda ensemble
Afrasiab
namiddag bezoek aan handmade silk paper
workshop
maandag 22 april - vlucht terug
Centraal gelegen aan de zijderoute ligt Oezbekistan. Hier bevinden zich de belangrijkste commerciële centra en de bekendste steden van de gouden route: Bukhara, Samarkand en Chiva. Na de onafhankelijkheid in 1991 is het relatief eenvoudig om deze steden te bezoeken. Oezbekistan heeft een oppervlakte van 449 600 km2. Er leven ruim 24 miljoen mensen waarvan de meerderheid Oezbeeks is. De Russische minderheid is aan het afnemen. Veel Russen voelen zich niet langer welkom in Oezbekistan. 4,7 procent Tadjieken leven vooral in Samarkand en Boehara. 4,1 procent is Kazaks. De rest van de bevolking bestaat uit Tataren, Karakalpakken, Koreanen, Kirgiezen, Turkmenen, Oekrainers, Wolgaduitsers en Turken. Er wordt Oezbeeks, Russisch en Tadjieks gesproken. Oezbekistan heeft een continentaal klimaat met temperaturen die in de zomer kunnen oplopen tot 45-50 graden en kunnen dalen tot -30 in de winter. Een groot deel van het land bestaat uit de karakoem- en Kyzylkoemwoestijn (resp de Zwarte en de Rode woestijn). Langs de oost- en zuidoost-grens liggen de Alai en Alatau-bergketens, uitlopers van het Tian- en het Pamir-gebergte. Het hoogste punt van Oezbekistan ligt op 4600m.
Ook al leefden er al eeuwen Oezbeken op het territorium, nooit was er sprake van een nationale eenheid of een Oezbeeks bewustzijn. Die kwamen er pas in de jaren 20 van de 20ste eeuw toen ze min of meer werden opgelegd door de Sovjets. De eerste Oezbeken waren Kozakken die hun aandacht naar het zuiden verlegden. In de 16de eeuw veroverden ze het kwijnende Timoeridenrijk. Ze splitsten het territorium in twee khanaten: Boechara en Chiva. Twee eeuwen later kwam daar het khanaat Kokand bij. Deze driedeling bleef tot de tweede helft van de 19de eeuw bestaan. In de periode tussen 1865 en 1873 werd het territorium ingenomen door de Russen. De tsaar maakte van Chiva en Boechara vazalstaten. Hij voerde rigoureuze hervormingen door want hij wilde het land gaan gebruiken voor de katoenteelt. De autochtone bevolking verzette zich hevig tegen deze inmenging. In 1916 barstte de bom en brak een grote opstand uit waarbij duizenden mensen het leven lieten. In deze verwarrende tijd kwam ook het socialisme op en veel boeren sloten zich aan bij de Bolsjewieken. Na de Russische revolutie van 1917 was er hevig verzet tegen de bolsjewieken van de Basmatsji-beweging, een islamitische guerrillabeweging. Deze rebellen vormden geen serieuze tegenstanders voor de sovjet strijders maar ze maakten het ze wel erg moeilijk. Tot in de jaren dertig bleven de Basmatsji een partizanenstrijd voeren tegen de sovjets. De Oezbeekse Socialistische Republiek werd in 1924 gevormd door samenvoeging van de Turkestaanse Autonome republiek samen met de khanaten Chiva en Boechara. Tot aan 1929 behoorde de republiek Tadzjikistan tot de republiek Oezbekistan en vanaf 1936 hoort karakalpakie bij Oezbekistan. Een grote uitdaging voor oezbekistan is het vormgeven van een seculiere staat. Met zijn belangrijke islamitische centra en zijn verslechterende economie is er een redelijke kans op extremisme. Ook president Islam Karimov is zich bewust van deze precaire toestand. Hij legde zijn ambtseed af met zijn hand op de koran maar hij is fel tegen groeperingen die van Oezbekistan een islamitische staat willen maken.
In het midden van de 19de eeuw kwam beetje bij beetje Centraal-Azië onder Russisch gezag. Tot aan de Oktoberrevolutie van 1917 was er een relatief grote godsdienstvrijheid in het tsarenrijk. De gezaghebbers en intellectuelen veroordeelden wel het feodale en barbaarse systeem van de islamitische khanaten. Ook al beschouwden de sovjets religie als iets wat de bevrijding van het volk in de weg stond, toch stonden ze aanvankelijk redelijk tolerant tegenover de islamitische gezaghebbers, de Oelema’s. Al in 1926 gingen de sovjets over tot actieve bestrijding van de islam. Ze sloten bijna alle 12.700 moskeeën en madrassa's in Centraal-Azië en ze zetten de Oelema’s gevangen. Pas in 1946 kwam aan deze Sovjet terreur een einde door het aanstellen van een overkoepelend orgaan voor moslims. Dit werd gevestigd in Tashkent. Hier kwam in 1971 ook een opleidingsinstituut voor Oelema’s. De enige functionerende madasa bevond zich toen in Boechara.
Na de onafhankelijkheid bleek dat de islam het communisme had overleefd. Al die jaren was er een ondergrondse stroming van islamieten, spiritueel en moreel gevoed door de Naqsjbandi en de Jassawi. Alle islamitische rituelen had men weten te behouden maar nooit in het openbaar gepraktiseerd. Nu men weer openlijk islamiet mag zijn probeert men de schade in te halen. In een een razendsnel tempo bouwt men nieuwe moskeeën, vaak gefinancierd door Iran en Turkije. Toch hebben de machthebbers het niet zo begrepen op de islam. Vooral extremistische stromingen in Tadjizikistan en Afghanistan en in mindere mate Iran boezemen angst in.
http://www.visituzbekistan.travel/sightseeing/tashkent/places-to-visit/
U komt aan in de hoofdstad van Oezbekistan. Na de douaneformaliteiten wordt u opgehaald van de luchthaven en naar het hotel gebracht.
Het is de grootste stad van Centraal-Azië (2.1 miljoen inwoners). Het is een industriestad waar machinefabrieken, chemie-industrie en een vliegtuigfabriek de lucht in de zomer verzieken. Naast de zware industrie is er ook textielindustrie, tabakverwerkende industrie en zijn er meubelfabrieken.
De stad is waarschijnlijk gesticht in de eerste eeuw voor Christus en werd toen Ming Oeroek (duizend abrikozenbomen) genoemd. De naam Tashkent is een Turkse naam die in de 11de eeuw gegeven werd aan de stad (tash = steen en kent = fort). De stad heeft nooit bekendheid noch allure gehad van Samarkand of Bouchara. Alleen in de 15de en 16de eeuw bloeide de stad even op maar met het verschijnen van de drie khanaten verdween ze weer in de obscuriteit. In 1865 werd Tashkent als eerste grote stad van Centraal Azië geannexeerd door Rusland. De Russen bouwden rond de oude stad een nieuw gedeelte. In 1966 werd de stad getroffen door een enorme aardbeving waarbij 300.000 mensen dakloos werden. De stad werd herbouwd door Russische “vrijwilligers” en 20% van de nieuwe huizen werden toegewezen aan de vrijwilligers. Dat zette kwaad bloed bij de autochtone bevolking.
https://www.pagetour.org/tashkent/bmap_1.html
In de namiddag bezoek aan Khast i Imam
Het belangrijkste religieuze centrum voor heel Centraal-Azië is Hastimon
:
een complex van islamitische gebouwen ten noorden van de Tjorsoe-bazaar.
De
Barak Khan-medresa
stamt uit de tweede helft van de 16de eeuw. Hier is de grootmoefti
gehuisvest. Dit is de officiële vertegenwoordiger van de soennitische moslims
van Centraal-Azië en Kazachstan. Tijdens de sovjettijd was hij een zoethoudertje
voor de islamitische gemeenschap. De madrasa heeft een beroemde bibliotheek waar
een van de oudste korans ligt opgeborgen.
Tegenover deze madrasa ligt een grote moskee: de Teljasjajach-moskee, de belangrijkste moskee van Tashkent.
Enkele straatjes verder bevindt zich het Abu Baqr Kaffal Sjasji-mausoleum. Dit is een van de weinige nog resterende mausolea uit de Sjaibaniden-dynastie. Het mausoleum wordt gesierd met een grote liwan.
Ten oosten van dit mausoleum ligt de Imam al-Bouchari-hogeschool, een vijfjarige islamitische vervolgopleiding.
Ten oosten van de Tsjorsoe-bazaar aan de Navoi Prospekt liggen nog drie mausolea uit de vijftiende eeuw: Sjeikentaur. Deze weggestopte mausolea maakten deel uit van een complex dat gebouw was rond het graf van de lokale heilige Hovandi Tahur. Zijn graf uit de vijftiende eeuw is in de 19de eeuw herbouwd en onlangs gerestaureerd. In het grootste mausoleum ligt Joenoes Khan begraven. Hij was de grootvader van Baboer, de stichter van de Mogoldynastie. In het mausoleum met het kegelvormige dak is Kaldirchoch Beg begraven, een lokale gouverneur uit de 15de eeuw.
Bezoek aan de Metro
De metro is niet alleen handig, in de zomer biedt hij ook verkoeling. Bovendien zijn de stations heel mooi gedecoreerd in een moderne oriëntaalse sfeer. Elk station heeft een eigen thema.
Bezoek aan de Chorsu markt
is gedeeltelijk gevestigd in een immens modern koepelgebouw dat afgeleid zou zijn van de traditionele bouwstijl van markthallen uit vroeger tijden. In de koepel zijn levensmiddelen te vinden. Buiten de koepel is een markt ontstaan waar levensmiddelen, gebruiksvoorwerpen en kleding te koop worden aangeboden.
Aan de zuidkant van de bazaar ligt de koekeldasj-madrasa, een grote 16de-eeuwse madrasa. Eind jaren negentig werd die gerestaureerd. Na de onafhankelijkheid is de madrasa weer in gebruik genomen. Een grote pistjak met bloem en stermotieven gedecoreerd, domineert de voorgevel. De twee minaretten zijn gedecoreerd met girich, met opmerkelijke boter-kaas-eieren-decoratie.
De meeste musea bevinden zich op loopafstand van het Amir Timoerplein. Het belangrijkste museum is het museum van schone kunsten. In een vierkante sombere kolos, een km ten zuiden van het Emir Timoerplein, vind je een collectie historische voorwerpen. Op de eerste verdieping enkele bijzondere beelden en schilderijen uit Sogdie, waaronder enkele boeddha’s en een grote muurschildering “Luipaardjacht” uit het paleis van varaksja. In een net zo lelijk als groot gebouw aan de Sjaraf Rasjidov is het museum van de geschiedenis van het Oezbeekse volk gevestigd. Veel propaganda en verheerlijking en weinig echte informatie.
Tegenover het museum is het museum van Antiquiteiten gevestigd in het Romanov-paleis. In een mooi parkje staat dit landhuis voor een excentrieke telg uit de laatste tsarenfamilie over wie twee verhalen de ronde doen. Konstantin Michajlovitsch Romanov hield iets te veel van vrouwelijk schoon voor het burgerlijke milieu van Sint-Petersburg. Hij werd vriendelijk doch dringend verzocht naar Tashkent te verhuizen. Een ander verhaal gaat dat Konstantin juwelen zou hebben gestolen en daarom zou zijn verbannen. Het hek rond het paleis gaat voor toeristen niet open…
Aan het Emir Timoerplein is sinds 96 een nieuw museum gevestigd in een groot en opzichtig gebouw dat in zijn geheel gewijd is aan de nieuwe held van Oezbekistan: Timoer Lenk. In het museum zijn naast een groot portret van president Islam karimov een groot aantal maquettes te zien van bouwwerken uit de Timoeridentijd zoals een reconstructie van de Bibi Khanymoskee te Samarkand zoals die oorspronkelijk was bedacht.
In een fraai huis ten zuiden van metrostation Kosmonauten is het museum van decoratieve en toegepaste kunsten gevestigd. In 1889 ging Alexandr Polovtsev, een rijke tsaristische diplomaat met pensioen. Hij liet een traditioneel huis bouwen door bouwmeesters uit Boechara, Samarkand en Tashkent. Na zijn dood was in het huis tijdelijk een weeshuis gevestigd maar in 1937 werd er een museum in gevestigd. Het geologisch museum wordt niet vaak bezocht maar biedt een interessante collectie mineralen, fossielen en skeletten. Recht tegenover het Hotel Tashkent ligt het Navoi opera- en ballettheater. Het is een gebouw met een voor deze stad opmerkelijke allure. Vanuit het Emir Timoerplein kun je door de Sajilgoh Koetsjasi naar het monument ter herdenking van de aardbeving lopen. De Sajilgoh Koetsjasi is het uitgaanscentrum van Tashkent: veel terrasjes, eethuisjes, sjasliek-bbq's en vooral veel harde muziek. Het monument is niet meer dan een lange rij fonteinen. Als je verder doorloopt kom je bij het Moestaqillik Majdoni, het plein van de bevrijding, waar militaire parades plaatsvinden.
HY 051 | dep : 07h25 | arr : 08h55
transfer naar hotel in Khiva.
https://www.pagetour.org/khiva/map.html
Inchecken in hotel Sheherazada https://www.booking.com/hotel/uz/shaherezada-khiva.en-gb.html?aid=357028;label=bin859jc-1DCAso7gFCEXNoYWhlcmV6YWRhLWtoaXZhSDNYAmgViAEBmAEJuAEYyAEO2AED6AEBiAIBqAIE;sid=44706aa27712a2f38cf6ea11a4e3f05a;dist=0&keep_landing=1&sb_price_type=total&type=total&
Bezoek aan Khiva, UNESCO werelderfgoed site.
Bezoek aan alle monumenten van Ichan Kala (de binnenstad van de oude oasestad) die omwald is door een bakstenen muur van 10 m hoog. Dit was de laatste rustplaats voor de karavanen vooraleer ze de woestijn overstaken naar Iran. Ondangs het feit dat heel weinig monumenten nog steeds overeind staan is dit een coherent en goed bewaard voorbeeld van Moslimarchitectuur in centraal Azie
Daarna bezoek aan andere bijzondere monumenten zoals
eventueel Kameel rijden langs Ichan Kala
80 km van Khiva. Dit fort was gebouwd in de derde eeuw en werd gebruikt als de
residentie van Khorzmshaks, gouverneurs van het land tot 305 AD. Door
agressieve oorlogen, die de gouverneurs verdreven, is de stad langzaamaan in
verval geraakt. Tijdens de expeditie in 1938 en archeologische expedities werden
munten, fragmenten van beenderen, Zoroastrische potten, keramiek, wol, zijde,
gouden sieraden, een halssnoer van 300 glazen parels, amber, koralen etc
gevonden.
Dit is het oudste en grootste fort, door een modder muur omgeven en gebouwd op
de top van een heuvel, uitkijkend over de Amu Darya vlakte (4-2de eeuw v Chr).
In de namiddag terugrit naar Khiva
We rijden door het rode zand van de Kizil Kum-woestijn. Stop bij de Amu Darya rivier, de blauwe slang in de woestijn.
Nog een stop bij Gazli.
Inchecken in hotel Khurjin
https://www.booking.com/hotel/uz/khurjin.en-gb.html
Buchara is een stad boordevol statige monumenten en de overblijfselen van een ooit bruisend commercieel centrum. Het zijn bovenal de bewoners van Buchara die een bezoek aan de stad tot een absoluut hoogtepunt van iedere reis naar Oezbekistan maken. Ooit behoorde Boechara tot de top vijf van meest islamitische steden en trok studenten van over de hele wereld. De stad was een bruisende bron van kennis en wetenschap. Een van de legendarische helden uit firdausi’s Shahnama (boek der koningen) is prins Sijawoesh. Buchara is een van de oudste steden van Centraal-Azië waarvan de geschiedenis een kleine 3000 jaar terug in de tijd gaat. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat in de loop van de millennia Buchara nauwelijks van plaats is veranderd. De stad groeide als het ware verticaal. Sijawoesh’ waardige leven en de stichting van Buchara herdenkt men nog steeds met nowruz, de viering van het Perzische nieuwjaarsfeest aan het begin van de lente. Ter ere van hem slachten de Bucharioten een haan op het registanplein. Voor de komst van de islam heerste er een grote godsdienst vrijheid in de stad. Boeddhisten, mazdeïsme, nestorianen en manicheeërs woonden vreedzaam naast elkaar. De godsdienstvrijheid verdween met de komst van de islam. Tussen 673 en 708 probeerden arabische troepen de stad te veroveren. Toen dit na een aantal keer lukte bekeerden ze de bevolking onder dwang tot de islam. De machthebbers verboden de oude rituelen en gewoonten van voor de islam maar veel mensen hielden ze ondergronds toch in stand. In de eeuwen daarvoor hadden geleerden een grote hoeveelheid kennis bij elkaar gebracht. Er waren bibliotheken vol manuscripten. Die intellectuele en religieuze rijkdom van Buchara had een grote aantrekkingskracht op islamitische geleerden. Al snel groeide Buchara uit tot een belangrijk islamitisch centrum. De Samaniden leverden daar een belangrijke bijdrage aan. Tijdens de heerschappij van de heel vrome islamitische emir Ismael Saman verwierf Buchara de bijnaam “koepel van het geloof”. De stad bleef ook in de eeuwen daarna een grote aantrekkingskracht hebben op dichters en geleerden zoals Omar Chajjam, Firdausi, Avicenna en al Farabi. Avicenna studeerde enkele jaren in Buchara en kreeg al op jonge leeftijd toegang tot de koninklijke bibliotheek. Hij schreef daarover: “Ik vond tal van kamers gevuld met boeken geordend in kasten, rij na rij. Een kamer was toegewezen aan Arabische werken in filologie en poëzie, een andere aan jurisprudentie enzovoort. De boeken van iedere afzonderlijke wetenschap hadden een kamer voor zichzelf. Ik inspecteerde de catalogus van oude Griekse auteurs en ik zag boeken waarover maar weinig mensen gehoord hadden en die ikzelf noch eerder noch later ooit gezien had.”
Door de vele madrasa’s, moskeeën en bibliotheken, de talrijke wetgeleerden en koran uitleggers kreeg de stad in de 12de eeuw de bijnaam Sharif (hoeder van de islam). Aan de glorie kwam abrupt een einde met de Mongoolse invasie (1218-1226). De stad overkwam een veel wreder lot dan Samarkand omdat de bevolking zich hevig verzette. 30 000 mensen werden vermoord. Een lokale geschiedkundige wist aan de slachtpartij te ontsnappen en omschreef wat er was gebeurd als volgt: “ze kwamen, ze roeiden uit, ze brandden, ze slachten, ze plunderden, ze vertrokken.” Ruim een eeuw later kwam de wereldreiziger Ibn Battoeta aan in Buchara maar hij zag er alle moskeeën, academies en bazaars op slechts enkele na in puin. Tijdens het bewind van de Timoeriden rees Buchara als een feniks op uit zijn as. De kleinzoon van prins Timur, Ulug Beg, was lange tijd gouverneur van Buchara voordat men hem vermoordde. Hij begon met de heropbouw van de eerste madrasa. De groei van de stad ging gestaag door tijdens het bewind van de Sjaibaniden (1556-1599). De laatste en grootste der Sjaibaniden, Abdulla Khan, veranderde met drie grote projecten het aanzien van de stad: Hij liet de stadsmuren verleggen waardoor de oppervlakte van de binnenstad met 20 procent toenam. Men legde in het hart van de stad een ringweg aan met uitvalswegen naar de stadspoorten. Over de kruispunten bouwde men tsjorsoes, grote koepels met winkels en werkplaatsen. Langs de ringweg verschenen ook tims, markt-arcades en karavanserais. De internationale handel in onder meer tapijten, pelzen en slaven kreeg zo alle mogelijkheid zich te ontwikkelen. Abdulla Khan een brede met wilgen omzoomde allee aanleggen tussen de ark en Chor Bakr, 5km ten westen van de stad.
Vanaf het begin van de 17de eeuw kregen de Janiden het er voor het zeggen en dat zou zo blijven tot 1785. Ze teerden op de erfenis van hun voorgangers maar wisten de positie van de stad van kennis en religie terug te geven.
Als laatste regeerde de Mankit-dynastie over Buchara. Ze verkwanselde de rijke erfenis uit het verleden. Om zich te onderscheiden van hun voorgangers noemden ze zich emir (Arabisch en Perzisch voor vorst). Ze stichtten het emiraat Buchara dat zich uitstrekte van Samarkand tot aan Chorasmie en Afghanistan. Ze waren bijna stuk voor stuk wrede heersers maar Nasrulla spande de kroon. Hij regeerde 1826-1860 en kwam terecht in het machtsspel tussen Rusland en Engeland. In 1866 veroverden de Russen Buchara en maakten het een protectoraat dat tot de Russische revolutie in 1920 blijft bestaan. Generaal Michael Froenze verdreef de laatste emir die naar zijn neef in Afghanistan vluchtte. De Sovjets maakten van Buchara een industriestad en het centrum kwijnde langzaam weg. Bijna alle moskeeën en madrassa's sloten hun poorten.
Na de onafhankelijkheid van Oezbekistan in 1991 begon men direct met de restauratie van de sterk vervallen monumenten. In 1997 vierde de stad haar 2500-jarig bestaan en alle belangrijke monumenten moesten er piekfijn uitzien. De snelheid van renoveren ging niet altijd gepaard met oog voor detail of kennis van duurzaamheid.
De rivier die de oase waar Buchara zijn bestaan aan te danken heeft, van water voorzag, heette voorheen Rud-i-Zar (Gouddrager). Later is deze rivier de Zarafsjon gaan heten. Het is dezelfde die ook voor de vruchtbaarheid van de oase van Samarkand zorgt. Een netwerk van kanalen, ariks, en zo’n 200 waterbekkens (chauz) zorgden vroeger voor de watervoorziening van de stad. Toen men besloot over te gaan op een hygiënischer en eigentijdser systeem van watervoorziening raakte dit oude netwerk in verval met als gevolg dat de kanalen dichtslibten en de waterbekkens nog sterker vervuilden maar insecten en dieren zoals ratten tierden welig.
In de stad eindigt de aftakking van de Trans-Kaspische spoorlijn maar een station is er niet. Dat wilde de laatste emir niet. Het station ligt in Kagan ten zuidoosten van Buchara. Het symbool van de stad is de gevleugelde kameel. Een modern beeld van dit symbool staat naast de nationale bank. De meeste bezienswaardigheden bevinden zich in een strook die begint bij de Ark-i-Oli (de citadel) en eindigt bij het Chor Minor poortgebouw. Tussen de monumenten liggen oude woonwijken.
Buchara (230.000 inwoners), gelegen aan de rand van de Kyzylkumwoestijn, is misschien wel de stad die reizigers het meest zal aanspreken. De vele moskeeën en madrassa's evenaren misschien niet de pracht en praal van die op het Registanplein in Samarkand, maar de oude stad ademt een bijzondere sfeer. De nauwe straatjes, lemen huizen en blauwe koepels zorgen ervoor dat men zich hier eeuwen terug kan wanen. Niet voor niks werd van 'Buchara al Sharif' ('de Nobele') gezegd dat het licht hier van beneden naar boven straalt, in plaats van andersom. Met haar vele moskeeën en madrassa's was dit de heiligste stad van Centraal-Azië.
In die smalle straatjes en steegjes van de oude stad kunt u uren rondzwerven. Overal valt wel iets nieuws te ontdekken; naast de bekende bouwwerken zijn er nog tientallen naamloze overblijfselen van moskeeën, madrassa's en karavanserai's. Buchara is echter niet alleen een stad van bouwwerken, overal tussen de eeuwenoude monumenten wonen en werken mensen. Dit maakt het des te interessanter om uzelf te laten verdwalen in dit eeuwenoude labyrint.
Bezoek aan deze mysterieuze stad
https://www.pagetour.org/bukhara/map.html
http://www.visituzbekistan.travel/sightseeing/bukhara/sights/
Letterlijk: aan de voet van de Grote. Het bestaat uit de Kaljan-minaret, Kaljan-moskee, Mir-i-Arab-madrassa en de Emir Alim Khan-madrasa.
De Kalyan-minaret is het meest beroemde deel van complexe po-I-Kalyan (Poi Kalyan). Er zijn enkele verhalen bekend over het ontstaan van de minaret. Op de plaats waar de Kaljan-minaret gebouwd is, stond eerst een toren met een houten bovendeel. Toen dit neerstortte en een belendende moskee vernielde gaf Arslan Khan van de Karachanidendynastie de opdracht een steviger minaret van baksteen te bouwen. Een andere verhaal gaat dat Arslan Khan zijn koninkrijk voor eeuwig beroemd wilde maken. Om dit te bereiken schreef hij een wedstrijd uit waaraan iedereen mee mocht doen. Architecten, bouwmeesters en hoveniers lieten de khan een maand later tekeningen zien van prachtige paleizen, statige moskeeën en fabelachtige tuinen. Het ene ontwerp was nog fantastischer dan en groter dan het andere. Maar de Khan raakte niet echt onder de indruk. Als laatste kwam een jonge en onervaren bouwmeester naar de khan toe. Hij rolde een simpel vel Chinees papier uit waarop een kolossale minaret getekend was. De khan vroeg waarom hij een minaret had getekend. Het antwoord van de jonge man overtuigde de khan meteen. “Een minaret dient de gelovigen van de stad door ze op te roepen tot gebed. Een minaret dient als baken en teken van hoop voor de vermoeide reizigers omdat ze van ver te zien zal zijn. Ze is een teken van de kracht en macht van de wereldlijke en geestelijke leiders van de stad. Ze kan dienen als wachttoren omdat ze hoog boven de bewoning uit zal steken.” De khan gaf de jongeman de opdracht om te bouwen met de volmacht van alle rijkdommen uit de schatkamer gebruik te maken. Bovendien moest de hele bevolking van Buchara meewerken aan de bouw en aan alle wensen van de bouwmeester voldoen. Nadat de plaats van de minaret bepaald was in het midden van de stad vroeg de bouwmeester aan de khan een immense hoeveelheid kamelenwol, kamelenmelk, eigeel en druivensap. De bevolking leverde gelaten de kostbare grondstoffen met karrenvrachten tegelijk. In een diep gat werden grote blokken zeldzaam marmer gelegd. De voegen werden heel secuur gevuld met een mengsel van de vreemde grondstoffen. Toen de bevolking zag waar hun waardevolle voedingsmiddelen voor gebruikt werden protesteerden ze. Ze begonnen minder te leveren en er kwamen rapporten binnen dat er grondstoffen gestolen werden maar de khans wil was wet en het leggen van de fundamenten ging gewoon door. Toen het fundament klaar was verdween de jongeman plots van de aardbodem. Niemand wist waar hij was. Nu was niet alleen de bevolking verontwaardigd maar ook de khan voelde zich misbruikt en kwaad. De jonge architect bleef precies 9 maand weg en al die tijd lag de bouw van de minaret stil. Op een dag stond de man zomaar voor de khan. Hij zei dat het mengsel dat hij tussen de marmeren fundamenten had gestort exact 9 maanden moest drogen. Door de zon en de wind was het zo hard geworden dat het alleen dan een toren van zo’n omvang kon dragen. Nadat de khan hem clementie had verleend begon de bouw van de minaret werkelijk. Langer dan een jaar werd er bovengronds aan de toren gewerkt. Toen de toren klaar was had men inderdaad bereikt wat de khan wenste: een monument voor de eeuwigheid. Twee eeuwen na de bouw veroverde en plunderde Dzjengis Khan Buchara maar de minaret bleef overeind. Dzjengis Khan was blijkbaar zo onder de indruk van de toren dat deze ontzien werd. Ze is de op een na hoogste minaret van Centraal-Azië. Het fundament is 13 meter diep en de toren zelf is 48 meter hoog. De basis heeft een doorsnee van 9 meter. De minaret loopt iets taps toe. De buitenkant is verdeeld in 14 banden, iedere band versierd met een ander geometrisch patroon. Tussen de 7de en de 8ste band is een kalligrafie waarin de namen van Arslan Khan en Bako (de bouwmeester) zijn verwerkt. Alleen de hoogste band heeft gekleurde tegels. Bij de top verbreedt de toren zich weer iets. Boven een rand met moekarna’s, stalactietversieringen, bevindt zich een galerij met 16 boogramen die bekroond is met een daklijst die weer versierd is met moekarna’s. Vijf maal per dag beklommen vier moeddzins de trap in de toren. Iedere keer 104 treden. Pas nadat ze hun oproep waren begonnen mocht er van de andere 200 minaretten van de stad ook een oproep worden gedaan. Tijdens de Mankit-dynastie werd iedere overtreder van de islamitische wetten van de toren gegooid.
Of Masjid Kalon is de belangrijkste kathedraalmoskee van de stad van Boukhara en de op een na grootste moskee van Centraal-Azië. Ze is met een bruggetje verbonden met de minaret. De moskee heeft een oppervlak van 127 bij 78 meter en biedt plaats aan 12.000 gelovigen. Ze werd gebouwd in 1514. Voor die tijd bevond zich op dezelfde plaats een moskee die gebouwd was door Harun al Rashid (766-809), de beroemde sultan uit 1001 nacht. Praktisch alle religieuze gebouwen van de stad waren in 1220 met de grond gelijk gemaakt door de legers van Djengis Khan. Het duurde tot het begin van de 16de eeuw voordat er een volwaardige vrijdagsmoskee gebouwd werd. Na diverse verbouwingen werd in 1541 een nieuwe met mozaïeken versierde mihrab of gebedsnis geplaatst. Sinds dat jaar is de Kaljan-moskee niet wezenlijk meer veranderd.
Langs drie zijden van het grote binnenplein zijn open galerijen gebouwd waar 208 zuilen in drie rijen 288 koepeltjes dragen. Zeven poorten geven toegang tot het gebouw, de belangrijkste is gericht naar het oosten. Deze heeft een grote pisjtak (monumentaal portaalgebouw) versierd met goudgele sterren. Voor de ingang van de gebedszaal staat een klein koepelgebouw waar zich de waterput bevindt voor de rituele wassing. De pisjtak die toegang geeft tot de gebedszaal is net als die van de toegangspoort versierd met goudgele sterren. Van de oorspronkelijke mihrab is weinig meer over. De tegeltableaus zijn vanwege hun versieringen in goud in de loop van de eeuwen stukje bij beetje geroofd.
Sjeik Mir-i-Arab (prins der Arabieren) was de bijnaam van sjeik Abdulla Jamani, de spirituele raadsman van de Sjaibanidenvorsten. Deze waren soennieten en beschouwden de sjiieten als ongelovigen. In de 16de eeuw leefde een grote gemeenschap sjiitische Perzen in Buchara. Sjeik Abdula en Shaybani Ubaydullah Khan besloten deze ongelovige Perzen te verkopen aan de Safaviden van Isfahan. Met het kapitaal dat ze hieraan verdienden stichtten ze in 1535 een madrasa die genoemd werd naar de opsteller van het plan.
Sinds de opening is de madrassa steeds - ook tijdens de Sovjet periode - als leerschool in gebruik geweest en zelfs nu nog wonen er 180 studenten die voor imam studeren.
Het gebouw is voor toeristen niet toegankelijk. In deze madrassa, waarvan de naam "De Prins van de Arabieren" betekent, staat de tombe van Sheik Abdullah van Jemen.
Ligt achter de minaret. Het bijzondere is dat er twee binnenplaatjes zijn in plaats van een. Het is in het begin van de 20ste eeuw opgericht als madrasa maar al in 1924 is het omgebouwd tot openbare bibliotheek. In de voormalige moskee, onder de koepel is nu een klaslokaal ingericht.
Twee verschillende stijlen uit twee eeuwen zijn gecombineerd in dit bijzondere kosh (= twee) ensemble. In een kosh ensemble staan twee gebouwen (meestal madrasa’s) tegenover elkaar waarbij het lijkt alsof de ene gespiegeld is in de andere. Dit is gebruikelijk in Buchara. Deze twee madrasa’s representeren de twee dynastieën die over Buchara hebben geheerst: Timuriden en Ashtarkhaniden.
Ulughbek Madrassah is gebouwd door de Timur Lenk’s kleinzoon Ulug Beg. Hij liet enkele madrasa’s bouwen waarvan er drie nog overeind staan: in Samarkand, Buchara en Gizjdoevan. Die van buchara is de oudste, gebouwd in 1417. Ze is vrij klein, 40x51m en is de afgelopen jaren volledig gerestaureerd en in zijn oude luister hersteld. In de kalligrafie boven de toegangspoort staat het motto: Het is een plicht van iedere moslim, man en vrouw, om kennis te vergaren. Hieruit blijken Ulug Begs vooruitstrevende ideeën van islam en wetenschap. De pisjtak geeft toegang tot een hal met een twaalfzijdige koepel van baksteen versierd met toefjes blauw. Links van deze hal bevindt zich een moskee en rechts een leslokaal. Rond een binnenplaats liggen twee etages met cellen voor studenten. Veel cellen zijn inmiddels in beslag genomen door verkopers van prullaria maar toch straalt de madrasa een serene rust uit.
De vooralsnog niet gerestaureerde Abdulaziz Khan madrasah is gebouwd in 1652 door abdulaziz Khan. Het was de laatste groots opgezette madrasa in Buchara. Deze heeft een heel ander karakter dan zijn overbuur. Over het algemeen zijn de versieringen in de loop der eeuwen veel verfijnder geworden. De Abdulaziz Khan madrasa heeft dezelfde opbouw als zijn overbuur maar de pisjtak en een groot aantal vertrekken zijn rijkelijk versierd met moekarna’s, pleisterwerk en muurschilderingen. De gevels zijn bovendien gedecoreerd met kleurrijk majolika terwijl de Ulug Beg madrasa voornamelijk met mozaiek is bekleed. In de moskee van de madrasa, rechts van de ingang, is een tentoonstelling ingericht van driedimensionale decoraties zoals de moekarna’s, het stalactietgewelf. In het leslokaal links van de ingang zijn in de muurschilderingen enkele Chinese motieven te zien.
In Bukhara en centraal Azië is de Abdulaziz Khan madrasah gekend voor zijn rijke versiering van de facade, portaal en interieur. Ze was gebouwd op het perzische model met een grote binnenkoer, verdeeld door vier iwans. Interessant is de versiering van de muren met tekeningen, die een innovatie waren van de traditionele architectuur in die tijd. Het portaal van de madrasa is versierd met de Chinese draak en een Semurg, een legendarische Perzische vogel.
Het Museum van houtbewerking in de Abdulaziz Khan Madrassah, toont de mooiste collecties van houtsnijwerk. De 16de-18de eeuwen waren gekenmerkt als een bloeiende periode voor de Bukharan school of wood carvers. Een grote reeks werken werden uitgevoerd in moskeeën, madrasa’s, poorten, deuren en grafstenen. Het museum werd ingericht in 1988 en toont deuren, stoelen, luiken en stempels gemaakt uit perenboomhout (19de-20ste eeuw).
De Russische archeoloog Sjiskin vond dit ook al een bijzonder interessante
moskee. In 1934 kwam hij vanuit Moskou naar Buchara en hoorde er de verhalen en
legendes van de verzonken moskee. Vooral de naam van de moskee fascineerde hem.
De tweede helft van de naam was snel verklaard. Bij de moskee waren de verkopers
van medicinale kruiden gevestigd, Attaron. Was Magok een verbastering van Mach,
de naam van de legendarische prins uit de begintijd van de stad? Dan zou dit wel
de oudste tempel van Buchara kunnen zijn. In de schaduw van een boomgaard zou
prins Mach daar op een troon gezeten hebben en iedereen aangemoedigd hebben
afgodsbeeldjes te kopen. Op de plek waar zijn troon stond zou een tempel gebouwd
zijn. De archeoloog kreeg na lang aandringen toestemming om in de moskee te gaan
graven. In een hoek direct rechts achter de ingang is het werk van Sjiskin nog
steeds te zien. Nadat hij ongeveer een meter zand had weggehaald stuitte hij op
de resten van een moskee gebouwd door de Arabieren. Daaronder vond hij resten
van een vuurtempel. Dit had hij wel verwacht omdat het toen al algemeen bekend
was dat voor de Arabische invasie de bewoners voornamelijk mazdeisten waren.
Sjiskin was met die vondst nog lang niet tevreden en groef verder. Weer ongeveer
een meter lager kwam hij bij een laag vol artefacten die erop wees dat ere een
boeddhistisch heiligdom had gestaan. Een interessante ontdekking maar Sjiskin
had het vermoeden dat er nog meer moet zijn. Na ongeveer een jaar graven kwam
hij bij de oudste laag. Hier vond hij wat hij zocht: de resten van een heidense
tempel en een aantal afgodsbeeldjes. Zou de legende dan toch waar zijn dat twee
keer per jaar op deze plaats een grote jaarmarkt gehouden werd? De moskee in
zijn huidige vorm is gebouwd in opdracht van Arslan Khan, dezelfde die ook
Chasma i Ayub en de Kaljan minaret liet bouwen in twaalfde eeuw. Het
toegangsportaal ligt beneden het huidige straatniveau en is zeer het bekijken
waard. Het is een meesterwerk van verschillende materialen en stijlen die
voorgaande periodes in herinnering roept. Het bestaat uit bewerkt albast,
gladgewreven baksteen, terracotta en geglazuurde tegels.
Voor de constructie van de eerste synagoge hebben de joden in Bukhara een plaats gedeeld met de moslims in de moskee. Sommigen zeggen dat de joden en moslims tegelijk en naast elkaar baden. Andere bronnen wijzen erop dat joden na moslims baden. De moskee is ook bekend als een van de oudste bestaande moskeeën in centraal Azië en een van de weinige overlevende gebouwen in Bukhara van de tijd voor de Mongoolse invasie. In de twaalfde eeuw, toen Kara-Khanids regeerden in Bukhara, werd de moskee grondig verbouwd. Ze kreeg ook een nieuwe zuid-facade. In het midden van de vijftiende eeuw werd ze gerestaureerd en een nieuw portaal met iwan werd gebouwd langs de oostkant. In het begin van de 1930s werd de moskee opnieuw gerestaureerd.
In de namiddag verder bezoek
Lyab-i Hauz (uit het Perzisch: by the pond), or Lyab-i Khauz, is de naam van het gebied rond een van de weinige overblijvende hauz (ponds) die de stad hebben overleefd. Tot de Sovjetperiode waren er veel zulke vijvers, die de voornaamste bron van water waren maar ze waren ook berucht voor het verspreiden van ziektes en de meeste werden gedempt in de 20s en 30s. De Lyab-i Hauz overleefde omdat het het middelpunt was van een magnifiek architecturaal ensemble, gecreëerd tijdens de 16de en 17de eeuw en sedertdien niet veel meer veranderd. Tweemaal per maand wordt het 42x36m grote en 5m diepe bekken van vers water uit de Zarafsjon voorzien. Het Lyab-i Hauz ensemble omringt de vijver langs drie kanten met in het noorden de Kukeldash Madrasah (1568-1569) (de grootste van de stad) en twee religieuze kantoren gebouwd door Nadir Divan-Beghi: een khanaka (1620) (a khanaka is a lodging-house for itinerant Sufis) en een Madrasa (1622) (aan de oost- en westkant van de vijver). De kleine Qazi-e Kalyan Nasreddin madrasah is nu vernietigd. Ze stond naast de Kukeldash madrasah
Herberg voor derwisjen, wordt gedomineerd door een imposante koepel. De ruimte onder de koepel is gebouwd in een kruisvorm. Van de oorspronkelijke decoraties aan de binnenzijde is weinig meer over, alleen in de westvleugel zijn nog wat restjes van schilderingen te zien. Er is een permanente tentoonstelling van textiel en schilderijen te zien. Recht tegenover de chanaka ligt de
Deze koranschool was oorspronkelijk gebouwd als karavanserai in 1623 maar werd enige decennia later omgevormd tot een islamitische hogeschool. Markant zijn de versieringen. Op het timpaan van de pisjtak staan twee vuurvogels afgebeeld. Dit is in strijd met de ongeschreven regel om fabeldieren af te beelden. In de madrasa is de afbeelding nog enkele keren herhaald. In de cellen hebben tegenwoordig diverse ambachten in ere gehouden, er wordt ook met traditionele technieken modern werk gemaakt.
Qul baba Kukeldash, een rijke koopman, gaf de opdracht voor de bouw van deze koranschool. In 1569 kwam ze gereed. Met zijn ruim 160 cellen of hoejra’s, geschikt voor 300 studenten, is het een van de grootste van Centraal Azië. Typisch voor gebouwen uit die periode is de rijke manier van versieren. Iedere boog in de madrasa is met andere motieven versierd.
Voor de madrasah staat het standbeeld van Khodja Nasruddin, een 13-e eeuwse Turkse soefi-heilige wiens met humor en optimisme doorspekte verhalen nog steeds gebruikt worden in kindervertellingen.
Alle bouwwerken ten spijt, de Lyab-i-hauz moet u vooral bezoeken om niks te doen. Drink er thee in de chaikhana of ga op een bankje in de schaduw zitten en kijk hoe de bevolking de dag doorbrengt met spelletjes spelen en nieuwtjes uitwisselen. In de Lyab-i-hauz krijgt u het gevoel dat het leven hier al eeuwen op dezelfde manier doorgaat.
Ligt iets ten zuiden van het Lyab i Chauz-complex. Al vanaf de 12de eeuw wonen er joden in Buchara waar ze een belangrijke bijdrage leverden aan de internationale handel. De joden werden ook hier zwaar gediscrimineerd wat na het ineenstorten van de Sovjetunie tot een grootschalige emigratie naar de Verenigde Staten en Israël heeft geleid. Men schat dat er nu nog maar 1500 joden in Buchara wonen. Van de zeven synagogen die een eeuw geleden in de joodse wijk stonden, staat er nog maar een overeind. Ze is open voor iedereen die geïnteresseerd is.
De Ark-i-Oli (citadel) van Buchara vormt een stad in de stad. Hij is gebouwd in
de zevende eeuw in opdracht van prins Bidoen. Nadat het fort verschillende keren
was ingestort kwam een wijze oude man met het advies zeven stenen zuilen te
gebruiken om de muren te versterken. Het moesten er beslist zeven zijn omdat het
bouwwerk dan net zoveel hoeken zou hebben als het sterrenbeeld de Grote Beer. Op
deze manier gebouwd bleek het een oninneembare vesting die enkele eeuwen
standhield. In de 11de eeuw stortte alles in. Arslan Khan liet hem in de 12de
eeuw herbouwen. De Ark ligt op een kunstmatige heuvel van zo’n 20m hoog en 4.2
ha groot en is omgeven door een zware muur van 6 meter dik. De huidige vorm
stamt uit de Sjaibanidenperiode. De burcht bestaat uit een toegangspoort,
winterzaal, schatkamer, munt en stallen. In de vrijdagsmoskee is een
tentoonstelling over schrijfkunst. In de munt een klein museum over oudheden. De
stallen zijn gebouwd boven de gevangenis zodat de uitwerpselen van de paarden
langzaam naar de gevangenis toe stroomden om de misdadigers extra te straffen.
Boven de stallen konden de wachters vanaf een balkon over het Registan-plein
kijken. Hier was ook plaats voor een klein muziekensemble dat parades en
executies met veel bombarie moest inleiden. Aan de voorkant bevindt zich een
kleine balustrade waarvandaan de emir uitzicht had over het registanplein. Op
dit plein werden markten gehouden en publieke executies. De Ark ligt aan het
grote, nu vrijwel lege plein dat ooit met net zulke prachtige gebouwen gesierd
was als het Registan van Samarkand. Tijdens de Sovjet periode werd bijna alles
afgebroken, alleen de koninklijke moskee en dit paleisfort bleven gespaard. Op
het plein voor de Ark werd vroeger de slavenmarkt gehouden en hier vonden ook de
publieke executies plaats. De poort met twee torens vormt tussen de zware
vestingmuren de entree van het paleisfort waarin de wrede heersers van het
khanaat Buchara woonden. In de galerij boven de poort speelde bij bepaalde
gelegenheden (o.a. openbare onthoofdingen) een orkest. Wanneer de khan naar de
nog bestaande Bolo Hauz moskee aan de andere zijde van het plein ging, werd er
een zijden tapijt voor hem uitgerold.
Recht tegenover de ingang van de Ark ligt de privé-moskee van de emir. Het complex bestaat uit een moskee, een kleine kopie van de Kalan-minaret en een waterpoel. De gebedszaal is gebouwd in 1712. Veel later, aan het begin van de 20ste eeuw zijn er de galerij en de minaret aan toegevoegd. De galerij heeft een mooi beschilderd cassetteplafond en kunstig bewerkte houten zuilen. Sinds enkele jaren is de moskee weer in gebruik. Tussen de ark en het Bolo Chauz-complex staat een watertoren van Russische makelij.
In een tijd van grote droogte kwam de profeet Job (Ayoeb) in Buchara aan. Hij zag het leed van de mensen en wilde hen helpen. Hij sloeg met zijn staf op de grond en een bron met koel helder water ontsprong. Boven de bron staat een typisch gebouw dat in drie periodes is opgericht. Het oudste gedeelte stamt uit de 12de eeuw. Arslan Khan uit de Karachanidendynastie gaf hiervoor de opdracht. Hij liet een soort toren bouwen met een conisch dak. Het is een opmerkelijk deel, heel sober en streng. Opvallend is dat binnen- en buitenkant sterk verschillen. De buitenkant van het dak is een kegelvorm, de binnenkant is een halfronde koepel. In de 14de en 16de eeuw zijn er twee delen bijgebouwd. Sommige kunsthistorici beweren dat er een verband is tussen de veroveringen van Timur en de atypische vorm van het dak. Na zijn verovering van Chorasmie haalde hij architecten naar Buchara en Samarkand. Als herinnering aan hun geplunderde en platgegooide monumenten bouwden ze de koepel in hun eigen stijl namelijk kegelvormig (Khwarazm-style).
Het belang van water voor deze woestijnstad is nu nog steeds zichtbaar. Vooral vrouwen komen hier geregeld om van het bronwater te drinken. Samen met het gebed schijnt het een helende werking te hebben.
In de Tsjasma i Ayub is een permanente tentoonstelling over water.
Voor en naast de bron van Job ligt de bazaar.
Chashma-Ayub Mausoleum ligt in een oude begraafplaats. De constructie heeft geleden maar de overblijvende delen zijn een harmonieus portaal en de resten van een westelijke stadsmuur.
The construction layout of the portal is in a traditional pattern, made up in the form of two pylons, forming the niche overlapped by the semi vault. The II-shaped frame, the inside of which forms the obverse surface, tympanum, and ktoba, is finished with an inscription above the lancet arch. The northern part of the niche portal is a limited gable wall with a doorway. From the western end the portal is adjoined by a deep brick wall that measures 5.9 m, of which the western portion has been lost. The wall is in the form of a trapezoid with a large base. The central room is overlapped by the tent-peaked dome. Except for the proportions of the construction, this monument has well-considered and perfectly executed decoration, the basic part of which is concentrated on the portal. The most effective place in the general composition of the decoration is ktoba, filled with Arabic inscriptions on a background of botanical ornamentation. The portal frame on the external contour is marked by the II-shaped zone, strengthened by girikh from intertwining octahedrons, made of terracotta bricks. Glazed inserts in turquoise fill the central octahedral sockets. A tape borders the frame and ktoba. The historical value of the monument consists of the exact dating written on ktoba (1208-1209 A.D.) or the 605th year of the Muslim Calendar.
Het Samanidenmausoleum is het mooiste voorbeeld van vroeg-islamitische monumentale bouw in Centraal Azië. Ismael Saman die regeerde tussen 892 en 907 liet ter ere van zijn vader dit grafmonument bouwen. Na zijn dood is hij begraven naast zijn vader. Waarschijnlijk is dit het eerste mausoleum in zijn soort in centraal azië. In de vroege eeuwen van de islam was het bouwen van grafmonumenten voor wereldlijke leiders verboden. Later ging men steeds soepeler om met deze regels. Het mausoleum is zo prachtig intact gebleven omdat het het eeuwenlang onder het woestijnzand heeft gelegen. Pas in 1934 is het herontdekt op een grote begraafplaats van recentere datum. Het is toen vrijgemaakt, licht hersteld en rondom is een aangenaam park aangelegd.
Het gebouw is verrassend sober voor een koninklijk mausoleum. Een eenvoudige combinatie van twee geometrische basisvormen, het vierkant en de bol. Deze twee vormen hebben een symbolische betekenis: de kubus staat voor de aarde, de bol voor de hemel. Samengevoegd vormen ze een model van het universum. Deze structuur is een directe afleiding van de architectuur van de eerste vuurtempels zoals die gebouwd werden door de mazdeistische Sassaniden.
Er zijn nog meer Sassanidische invloeden te herkennen. Net onder de dakrand aan de buitenkant bevindt zich een ketting van cirkelvormige ornamenten. Deze Sassanidische parels herinneren aan een versiering die veel gebruikt werd in paleizen uit de pre-Arabische periode. In de bouwstijl zijn ook Sogdische invloeden te zien: de in de muur gebouwde zuilen, de arcade als toegangspoort en de kleine gladgewreven bakstenen als decoratie. Het belangrijkste element van het mausoleum zijn de baksteendecoraties. Er zijn maar liefst 17 verschillende patronen toegepast.
Jaren na het overlijden van Ismael kwamen nog mensen naar zijn graf om hem goede raad te vragen. De mensen schreven hun vraag of wens op een papiertje en stopten het in een spleet in de muur. De volgende ochtend was de vraag beantwoord. Dit verhaal hangt samen met een ander verhaal. Het schijnt dat Ismael regelmatig tot zijn overleden vader bad en hem steun vroeg. Om ongestoord naar het graf te kunnen gaan liet hij er een tunnel vanuit de citadel naartoe graven. Deze zou na zijn eigen overlijden voor hetzelfde doel gebruikt worden door de raadsheren van het hof om ongezien de vragen van de bevolking te kunnen beantwoorden.
Het graf van Ismael is zijn bijna magische aantrekkingskracht in al die eeuwen niet verloren, ook niet voor de Boecharioten. Dagelijks komen er mensen om te bidden en kleine rituelen uit te voeren. Je ziet het nooit maar het gebeurt wel: voor het mausoleum is een klein altaar waar gelovigen af en toe vuur stoken: een restant uit het Mazdeistische verleden van de stad. Al de gelovigen weten het: een keer om het mausoleum lopen en je komt ooit terug in buchara. Drie keer en je wens komt uit. Veertig keer en al je zonden zijn vergeven.
In 1807 liet een rijke turkmeense handelaar een madrasa bouwen met een
opmerkelijk poortgebouw. Vier plompe torens met een blauw koepeltje staan op de
hoeken van een robuust vierkant gebouw van twee verdiepingen. Omdat de torentjes
op kleine minaretten lijken heeft het poortgebouw de bijnaam chor minor (vier
minaretten) gekregen. Van de oorspronkelijke madrasa is weinige meer over. Op
schilderijen en tekeningen staat de chor minor heel vaak afgebeeld met nesten
van ooievaars boven op de torens maar deze zijn verdwenen na een restauratie en
het dempen van de waterpoel voor het gebouw.
Een zomerresidentie van de laatste emirs van Bukhara. Dit rond de eeuwwisseling (1911) gebouwde "paleis van de sterren als manen" of het paleis van schoonheid en liefde. Sommigen noemen de bouwstijl eclectisch, anderen kitscherig. Hoedanook is het gebouwd in een merkwaardige mix van stijlen.
Het originele idee voor dit paleis kwam van de vader van de laatste emir: Abdallahad. Het verhaal gaat dat hij naar de koelste plaats in de omgeving van Boechara zocht. Omdat hij niet over een thermometer beschikte liet hij op diverse plaatsen rauw schapenvlees neerleggen. Daar waar het vlees het langste goed bleef moest het paleis komen. Hij begon met de bouw van een herenhuis in de traditionele stijl van Buchara. Zijn zoon Alim voegde daar aan het begin van de 20ste eeuw diverse elementen aan toe. Een poort met een kleurrijke gevel geeft toegang tot een binnenplaats. Een tweede poort leidt naar de tuin. Direct rechts in de tuin ligt het paleis. De buitenkant is een mengeling van traditioneel Aziatische en Russische elementen. Alim had een Russische architect in de hand genomen maar hij gebruikte ook lokale vakmensen. Aan de inrichting van het paleis is weinig veranderd. Er is een aantal kostbaarheden van de laatste Khan te zien. De zaal rechts van de ingang wordt de witte zaal genoemd. De lokale kunstenaar Usto Sjirin Muradov heeft zich hier uitgeleefd op de sucdecoraties. Heel verfijnde en minuscule arabesken zijn aangebracht op spiegels. Niet voor niets dat hij de man met de gouden handen werd genoemd. In een van de zalen staat een magische spiegel. Wie hier in kijkt ziet zichzelf een dag jonger. Het paleis heeft ook een redelijke collectie aardewerk en porselein. Het ligt in een lommerrijke tuin. In de tuin staat een paviljoen, het oorspronkelijke gastenverblijf met een kostuummuseum vol zijden gewaden uit de tijd van de emir. Aan een grote vijver ligt de harem, in Russische stijl met een vleugje oriëntaals en een bovenmaatse houten pergola.
De laatste emir Saïd Alim Khan bracht hier de meeste tijd door, tezamen met zijn vierhonderd vrouwen.
Het gebouw naast het bassin is de vroegere harem. De emir kon elk meisje vanaf 13 jaar dat hem beviel meenemen naar zijn harem. Hier moest ze dan blijven tot hij op haar uitgekeken was, soms pas jaren later.
Vanaf de wachttoren bekeek de emir de naakt rondzwemmende dames van zijn harem. Met het gooien van een appel werd één van de vrouwen uitgekozen die hem moest bevredigen. Lukte dat niet, dan stierf ze de "zoete dood", door gedwongen een met suiker gemengd gif te nemen. Of hij gooide juwelen in de vijver en wie ze dan opdook mocht de nacht met hem doorbrengen. Na de vlucht van de emir in 1920 namen de Russen het paleis in en vele soldaten namen één van de vrouwen van de harem tot echtgenote. De laatste emir stierf in 1952 in Afghanistan.
Het paleis zelf is nu een museum.De kamers hebben elk hun eigen karakter, maar zijn allemaal zeer opvallend van interieur. De architecten hebben veelvuldig gebruik gemaakt van spiegels en glas in lood. De permanente expositie van Suzani’s (zijden wandkleden) in de harem is zeker de moeite waard. Er is een overzicht te zien van diverse stijlen en motieven uit heel uzbekistan.
Het paleis ligt enkele kilometers ten noorden van de binnenstad aan de doorgaande weg naar Samarkand. Open do-di 9-17.
Ongeveer 10km ten oosten van Buchara nabij het gehucht Kagan ligt de Naqshbandi-chanaka. Het is het belangrijkste heiligdom van de Naqsjbandi-soefi-orde. Er zijn indrukwekkende monumenten te zien maar een bezoek is zeker ook interessant om gelovigen te ontmoeten.
Naqshbandi is gestorven in 1389. Hij kwam uit een weversfamilie. Later had hij een onschatbare invloed op de gedachtevorming in Centraal Azië. In zijn jeugd weefde hij patronen in zijden stoffen. Niet voor niets werd hij beschouwd als de patroon van alle ambachtslieden.
Volgens zijn studies, als een persoon handwerk doet, geeft dit hem recht op onafhankelijkheid in het werk, acties en gedachten. Zijn bekende gezegde: “Allah is in mind, and hands – in the work”. Er is een wenssteen, Sangi Murod, in de muur van het mausoleum. Gelovigen van verschillende landen komen hier om te vragen om hun wensen te laten uitkomen. Er wordt geloofd dat Naqshbandi rampen afweert.
Memorial complex Bahauddin Naqshbandi is een rechthoekige binnenplaats waar de tombe van Saint Sheikh zich bevindt. De moderne aivan met houten pilaren is versierd in de centrale binnenplaats. De versiering van het geheel is typisch XVIde eeuw. Een dakhma (tower of silence) met marmeren hekwerk, werd opgericht door Abdulaziz Khan in 1544, daarnaast een grote Khanaka (voor soefi-bijeenkomsten). Later werd hier een grote necropolis gebouwd, tombes van Bukhara emirs. Versierde moskeeën Muzaffarkhan en Hakim Kushbegi zijn prachtig. Ze vormen de binnenplaats met een creek rond het mausoleum.
Aan het begin van deze eeuw werd het Memorial complex Bahauddin Naqshbandi gerestaureerd. De bogen in nationale stijl, blauwe koepels, verschillende poort en pilaren werden hier gebouwd.
Wat Shah i Zinde is voor Samarkand is Chor Bakr voor buchara: een necropolis voor de aristocratie in de nabijheid van een heiligengraf. De necropolis ligt bij het gehucht Sumitan 7 km ten westen van buchara. Abu Bakr (572-634) zou er begraven liggen, een vriend van de profeet Mohamed en na diens dood zijn eerste opvolger. Het vermeende graf werd een trekpleister voor Chodjagon-derwishen die het goed konden vinden met de khan van Buchara. Hun vriendschap werd bezegeld met de constructie van diverse monumenten bij het graf: een moskee, chanaka, madrasa, tuinen en een grote vijver. Hofastrologen bepaalden de meest geschikte bouwperiode waardoor in minder dan twee jaar alles klaar was. De belangrijkste gebouwen zijn in een U vorm geplaatst waarbij de moskee de verbinding vormt tussen de op elkaar lijkende chanaka en madrasa. Al snel roemden de bewoners de schoonheid ervan. “Het oppervlak van de koepels en gewelven was bedekt met lapis lazuli en goud en opgesierd met wonderlijke patronen (Chafizy Tanysj, 16de eeuw).
In het hart van de U staat een minaret en hier moet ook ergens een vijver gelegen hebben. De tuinen die niet meer te zien zijn gaven het geheel zijn naam: de vier tuinen van Abu Bakr Achmad ibn Ad. In de loop van de tijd werden hier veel aristocraten uit Buchara begraven. Slechts een klein deel van de monumenten is gerestaureerd en er komen maar weinig bezoekers. Wie de rust van het platteland wil opzoeken is hier aan het goede adres.
Stop in Guijduvan, bezoek aan keramiek-werkplaats
Gijduvan, dat tot de Russische overheersing een belangrijk religieus centrum
was. De Ulugbek madrassa is daar nog getuige van.
Gijduvan heeft zich toegelegd op de productie van veelal blauwgroen keramiek.
Het bakken gaat traditioneel in lemen ovens. Je kunt er een bezoek brengen aan
het keramiekcentrum.
Dit is een van de drie madrasa’s die in opdracht van ulug Beg is gebouwd. Het is niet helemaal duidelijk of dit een madrasa of een chanaka is. Ze is gebouwd bij het graf van een progressieve soefi sjeik uit het eind van de twaalfde eeuw, Abd al Chalyk. Op een podium in het midden van het plein buiten de madrasa is het graf gemaakt. Naast de ingang zijn een zomermoskee en minaret gebouwd.
Ligt op weg van Boechara naar Samarkand. Een rabat is een versterkte plaats voor een legereenheid. Karavanen maakten ook gebruik van rabats om veilig de nacht door te kunnen brengen. Rabat Malik is Rabat van de koning. Dit moet bijna zeker een van de Karachanidenvorsten zijn geweest. Deze vorst beschouwde zich als sultan van de wereld, of zo staat tenminste op de resterende kalligrafie. De rabat is bijna vierkant (84x86m) en alleen de toegangspoort staat nog overeind. Direct achter de poort zijn links en rechts de fundamenten blootgelegd van de stallen.
A small town Nurata is located in the foothills of Nurata Mountains, 200 km from Samarkand. Nurata is the administrative and cultural center of the mining district of Navoi region.
Legend says it that the city appeared many centuries ago, after the fall of the meteorite. At the ”firestone” crash site a spring of healing water occured. This explains the name of the city, “Nurota” means “father beam” or “ray-father.” Local people say that sometimes a strange glow appears on the spring. Nurata really an amazing place – as soon as you enter the town, you see surprising landscape-on one side is the margin of theKyzyl Kum desert, on the other – the eponymous rock boulders range. Nurata is located away from major industrial and tourist centers. In Nurata people live measured life, respecting the traditions and customs of their ancestors. The population of the town of just25,000 people, who live in kindness, friendship, and are renowned for their hospitality. While in the4th century BC the city occupies a strategic position. Fortress Nur served as protection of the city, and it was built by Alexander the Great. Today, a small town Nurata became a pilgrimage for the religious people. One of the most important centers of Islam is complex“Chashma”, which is visited by thousands of devotees not only from neighboring cities, but also from other countries. A truly Nurata’s miracle is Aydarkul Lake in the endless sands of the Kyzyl Kum, with its clear waters and an abundance of various fishes. Many species of birds listed in the Red Book found shelter on the Aydarkul shores.
In Nurata tref je nog restanten aan van een fort dat Alexander de Grote er
strategisch heeft laten bouwen. Je hebt vanaf het bouwwerk een weids uitzicht
het omringende landschap.
Voor moslims is de oude moskee aan de voet van het fort met zijn heilige water
een pelgrimsoord. De vissen in het water zijn eveneens heilig en mogen niet
gegeten worden.
Kamelen
Diner
Overnachting in een yurt
Welkomstlunch in Mitan
Wandeling in het dorp
Diner klaarmaken
Overnachting bij locals
Vrije tijd
Master class Palov
Lunch
Rijden naar Samarkand
https://www.booking.com/hotel/uz/zilol-baxt.nl.html
https://www.pagetour.org/samarkand/mapd.htm
http://www.visituzbekistan.travel/sightseeing/samarkand/sights/
De monumentale bouwwerken van Samarkand (400.000 inwoners, waarvan een groot
deel etnische Tadzjieken) behoren bij de meest tot de verbeelding sprekende
overblijfselen van de Oezbeekse historie. Hier zijn de architectonische
hoogtepunten uit het tijdperk der Timoerieden te bewonderen. Dit is een van de
oudste cultuurcentra ter wereld en deze stad, wiens naam 'vruchtbare
nederzetting' betekent, heeft altijd een rol van betekenis gespeeld in de
geschiedenis van Centraal-Azië. Alexander de Grote en Djenghiz Khan stonden aan
haar poorten en het was de hoofdstad van het rijk van Timoer Leng. De handel
bracht Samarkand welvaart en de Zerafshan voorzag de stad van water, waardoor
dit een van de aangenaamste steden van Centraal-Azië werd. Een stad die in de
loop der eeuwen met haar schoonheid vele dichters, onder wie Oscar Wilde, Keats,
Edgar Allen Poe, Hafez en Omar Khayyam, geïnspireerd heeft.
Samarkand is niet alleen de stad van schoonheid, romantiek en poëzie, het is ook een 'gewone sovjet stad'. Rond de monumentale gebouwen is een Russische stad verrezen, die veel van het romantische verleden heeft weggehaald. Maar wie over het Registan loopt of door de Sjah-i-Zinda vergeet al snel de stad om zich heen en laat zich wegvoeren door de schoonheid van eeuwenoude bouwwerken. Het beroemdste plein van Oezbekistan, en een van de mooiste ter wereld, is het Registan. Dit plein in het centrum van de stad wordt omgeven door drie madrasah's. Bezoek dit plein meerdere keren per dag en zie hoe het zonlicht elke keer een andere dimensie aan dit fabelachtige plein geeft. De Gur Emir is een van de meest monumentale gebouwen van het tijdperk der Timoerieden. In dit mausoleum ligt Timoer Leng zelf begraven. Bezoek ook zeker de bazaar en de ernaast gelegen Bibi Khanum moskee, een reusachtig bouwwerk. Op een heuvel aan de rand van het vroegere Afrasiab, ligt het complex van Sjah-i-Zinda, voorzien van het prachtigste mozaïekwerk dat Oezbekistan rijk is. Deze necropolis (dodenstad) bevat vele prachtige mausolea. Wandelend door deze necropolis ziet u de evolutie van de lokale architectuur van de 14e en 15e eeuw. Zijn de oudste gebouwen nog eenvoudige mausolea met één kamer onder een koepel en een voorportaal, de latere gebouwen kregen meerdere koepels en het portaal werd een steeds belangrijker onderdeel van het mausoleum, dat hiermee uitgroeide tot een voorbeeld van hoogstaande architectuur.
Het Registan-plein van Samarkand is een van de mooiste pleinen van de wereld. Het is groots en intiem tegelijk en bijzonder harmonieus. Het is groter dan een voetbalveld en volledig bestraat met marmeren tegels en kasseien. Aan drie zijden is het omsloten door magnifieke madrasa’s. Ze liggen breeduit langs het plein. De minaretten op de hoeken en de kolossale portaalgebouwen versterken de hoogte van de madrasa’s. Als je midden op het plein staat voel je je klein en nietig maar geborgen door de omringende gebouwen.
Registan betekent letterlijk: zandplaats, een naam die een wat vreemde oorsprong heeft. Het geeft de plaats aan waar een belangrijk irrigatiekanaal meegevoerd zand achterliet. Op deze zandvlakte werden publieke executies uitgevoerd. Het zand absorbeerde snel het bloed. In de tijd van Timur ontstond op en rond de vlakte de markt of de bazaar, een wirwar van straatjes en steegjes. Ulug Beg, de kleinzoon van timur, veranderde het aanzien van de bazaar. Hij liet het plein bestraten en veel van de lage bebouwing weghalen. Vervolgens gaf hij opdracht tot de bouw van een madrasa. De graven van enkele heiligen werden vrijgemaakt en er werd een chanaka recht tegenover de madrasa gebouwd. Door het weghalen van de bebouwing tussen de madrasa en de chanaka kwam de Mirza-karavanserai vrij te staan. Het plein had zijn vorm gekregen. De Ulug Beg-madrasa staat er na al die eeuwen nog. De Mirza-karavanserai werd uiteindelijk vervangen door de Tellja kari-moskee en -madrasa. Het heiligengraf is nog te zien maar de chanaka is vervangen door de Sjir Dar-madrasa.
De eindeloze geometrische versieringen, de kolossale toegangspoorten geflankeerd door hoge minaretten, de ontelbare bogen en de eindeloze kleurschakeringen tillen het geheel ver uit boven de prestaties van een mensenleven. Dit is een plein om in alle rust op je in te laten werken.
Deze koranschool werd tussen 1417 en 1420 gebouwd aan de westzijde van het plein. In dit gebouw zijn alle stijlen waar de voorgaande eeuwen mee geëxperimenteerd was tot volledige wasdom en eenheid gekomen. De gevel aan het plein wordt gedomineerd door een groot portaalgebouw, pisjtak, dat hoog uitsteekt boven de twee verdiepingen. Omdat Ulug beg een bijzonder begaafde astronoom was liet hij hoog boven de ingang de gevel met sterren betegelen.
Op iedere hoek van het gebouw stond een minaret; vier koepels bekroonden het dak. Door veel oorlogen en aardbevingen maar ook door verwaarlozing zijn twee van de minaretten en alle vier de koepels ingestort. Opvallend genoeg was het de antireligieuze wereldleider Lenin die ervoor heeft gezorgd dat de madrasa niet helemaal instortte. In de jaren 20 en 30 liet hij keramiekwerkplaatsen openen om de decoraties te restaureren. Ook liet hij een van de minaretten die dreigde in te storten met beton verstevigen.
Het gebouw is iets langwerpig, 90x120m waarbij de korte zijde aan het plein ligt. Eenmaal door de poort kom je op een vierkante binnenplaats waaromheen in twee lagen de verblijfplaatsen van de studenten gegroepeerd zijn. De koranschool bood onderdak aan ongeveer 100 leerlingen. Ze woonden er, kregen er les en gingen er naar de moskee. Een paar studentencellen zijn geopend voor het publiek om een beeld te geven van hoe er werd geleefd. Er is een kleine verdieping in gebouwd waar ze sliepen. Op de begane grond werd gekookt en gestudeerd. De studenten hadden weinig bezittingen, alleen wat kleren en studiemateriaal. Op deze manier konden er enkele studenten bij elkaar in een cel wonen.
In het midden van iedere zijde is een grote liwan gebouwd, grote overkoepelde nissen. Hier werden lessen gegeven. Het moet er ongeveer hebben uitgezien als de beeldengroep in een van de liwans. Het verbeeldt een groep wijze mannen of studenten onder leiding van Ulug Beg zelf. Wie goed kijkt ziet dat de schepper van de beeldengroep over niet al te veel fantasie beschikte want alle gezichten lijken op elkaar. In de noordwestgroep vind je een ingang naar de moskee die zich uitstrekt over heel de breedte van de madrasa. In deze gebedszaal zijn de oorspronkelijke muurschilderingen gerestaureerd. Ze geven de sombere en donkere ruimte een fris karakter. De gebedszaal is nu in gebruik als museumgalerie met werken van hedendaagse kunstenaars uit Samarkand. De madrasa is in de afgelopen jaren grondig gerestaureerd waardoor de sfeer helaas enigszins is verdwenen.
De jongste van de drie madrasa’s is de Tellja Kari-moskee en -madrasa. De
bevolking zat al bijna twee eeuwen zonder vrijdagsmoskee. De Bibi Khanym-moskee
die gebouwd was als vrijdagsmoskee was aan het eind van de vijftiende eeuw al
bijna een ruine. Uiteindelijk werd besloten aan het Registan-plein nog een
gebouw toe te voegen, een moskee met daaraan vast een madrasa. Om de symmetrie
van het plein te versterken bedachten de architecten dat de nieuwe madrasa
pontificaal aan de kopse kant van het plein moest komen. De voorgevel moest net
zo breed zijn als het plein en het portaalgebouw exact in het midden van de
voorgevel. In 1647 begon de bouw op de plaats van de Mirza-karavanserai. In 1660
waren de moskee en de madrasa klaar.
Tellja Kari betekent “met goud bekleed” en die naam doet het complex eer aan. Het interieur is overdadig versierd met goud. Het is de grootste en meest imposante van de drie madrasa’s. Het gebouw is vierkant in opzet met gevels van meer dan 120m lengte. Het grandioze portaal torent 30m hoog boven het plein uit. Of je nu op het registanplein staat of op een van de bankjes op de binnenplaats zit, overal is de immense blauwe koepel boven de gebedszaal goed te zien. Hier geen ribbels, veelkleurige arabesken of andere versieringen maar effen turquoise, koel als de zee.
Het meest fantastische aan de Tellja Kari-madrasa vind je echter niet aan de buitenkant maar aan het interieur van de grote gebedszaal. Het is overdadig versierd in blauw en goud. In 1979 is het geheel grondig gerestaureerd. Toen werd pas goed duidelijk hoeveel verguldsel er destijds gebruikt was, iets meer dan 1000m2.
Dat er zoveel goud gebruikt is heeft een sociologische achtergrond. In de eeuwen voor de bouw van deze madrasa waren er koningen aan de macht die zich lieten adviseren door geestelijke leiders. Aan het eind van de 17de eeuw veranderde dat. De oelema’s, de islamitische religieuze elite, kregen alsmaar meer macht terwijl de vorsten meer en meer marionetten werden van deze elite. Meer macht betekent meer inkosten en rijkdom. Dat is in de Tellja Kari-moskee overduidelijk zichtbaar.
Vooral de koepel en de gebedsnis, mihrab, trekken de aandacht. Ze zijn met veel oog voor detail gemaakt zonder dat ze protserig of overdadig zijn. In de koepel is een optisch truukje toegepast. De hele koepel bestaat uit twee schalen, de buitenste die hoog boven het gebouw uittorent en een veel ondiepere aan de binnenkant. Om de illusie te wekken dat de binnenste schaal ook diep is zijn de arabesken naar het midden van de koepel steeds kleiner geschilderd, alsof je de diepte in kijkt. Maar in feite is de koepel aan de binnenkant niet veel dieper dan 50cm.
De Kellja Kari-moskee heeft met haar kostbare versieringen veel te lijden van luchtverontreiniging, trilling en een toegenomen luchtvochtigheid. Enkele scheuren zijn al zichtbaar en worden nauwlettend in het oog gehouden. Zodra er een stukje bladgoud afbladdert is men er als de kippen bij om een hekje neer te zetten zodat het kostbare materiaal niet in handen van bezoekers raakt. De mihrab is maar zelden in zijn geheel te zien, altijd is men bezig te restaureren. Om een indruk te geven van het moeizame en tijdrovende restauratieproces heeft men in een vleugel van de moskee een tentoonstelling opgezet over de vaardigheden van de restaurateurs. Jammer genoeg is bijna alle info in het Oezbeeks, zonder vertaling.
De moskee heeft altijd een belangrijke plaats ingenomen in het religieuze leven van Samarkand. Hier werd het vrijdaggebed gehouden voor de moslims is dit het belangrijkste gebed van de week. In de communistische tijd, terwijl al de andere moskeeën gesloten waren, werd hier tweemaal per jaar officieel een dienst gehouden. De hele moskee, de binnenplaats en het registanplein zaten dan vol met biddende mannen. De Sjir Dar-madrasa was gereserveerd voor de vrouwen.
Recht tegenover de Ulug Beg-madrasa staat de Sjir Dar-Madrasa. Het is er een kopie van maar dan twee eeuwen later gebouwd. Sjir Dar betekent “huis met de leeuwen” naar de afbeelding van twee jagende leeuwen op de voorgevel. Leeuwen komen in dit gebied niet voor dus de keramist die de decoraties ontwierp heeft een soort tijger met manen bedacht. Op de plaats van de madrasa stond een chanaka of derwishklooster vlak bij enkele graven van heiligen. Net als de Ulug Beg-madrasa was dit klooster gebouwd in opdracht van Timurs kleinzoon. Het klooster werd gesloten en later gesloopt nadat de centrale koepel was ingestort. Emir Jalangtush Bachadur gaf aan het begin van de 17de eeuw opdracht tot de bouw en in 1636 was de madrasa na 17 jaar bouwen klaar. De madrasa bestond uit 58 cellen in twee lagen rondom een vierkante binnenplaats. In de madrasa woonden en studeerden tussen de 150 en 200 studenten. Iedere cel kon afgesloten worden met houten deuren. De deuren van de cellen op de begane grond zijn origineel en prachtig versierd met plantenmotieven: granaatappel, katoen en wijnrank. In de hoeken van het gebouw zijn leslokalen en een gebedszaal. In het leslokaal in de zuidoosthoek is een antiquiteitenwinkel gevestigd. Enkele cellen zijn ingericht met als doel de bezoeker een beeld te geven van het leven van studenten in de hoogtijdagen van de madrasa.
De gebouwen worden geflankeerd door siertuinen. In het midden van het plein is een rituele wasplaats te vinden.
Achter de Sher Dor is een bazaar te vinden. In 1370 riep Timoer Lenk de stad Samarkand uit tot hoofdstad van het door hem gestichte Koninkrijk van de Timoeriden. Hij liet grote bouwwerken oprichten en maakte hierbij gebruik van ambachtslieden die hij tijdens zijn veroveringen gevangen liet nemen. Zijn kleinzoon Ulug Bey liet rond het marktplein een aantal moskeeën, karavanserais en madrassa's bouwen. Het belangrijkste gebouw was de Ulugh Beg-madrassa die in de periode 1417 tot 1420 werd gebouwd. Alle andere gebouwen zouden later vervangen worden door de andere twee madrassa's. Het plein en haar gebouwen zijn in de periode 1932 - 1952 geheel gerestaureerd. In 2001 werden deze werelderfgoed.
De tombe van de emir is de laatste rustplaats van de belangrijkste
vertegenwoordigers van de dynastie der Timoeriden. Het heeft zijn allure vooral
te danken aan de imposante geribbelde koepel. Het is een architectonisch
hoogstandje uit het begin van de 15de eeuw dat zijn weerga niet kent. Bovendien
is de geschiedenis ervan omgeven met lugubere verhalen en mysterieuze legenden.
Het zal altijd een vraag blijven wat de exacte bedoeling was van Timur. Hij liet de opdracht tot de bouw geven na het overlijden van de favoriete kleinzoon en officiële kroonprins Mohammed Sultan. Het is heel wel mogelijk dat timur ook aan zijn eigen laatste rustplaats dacht tijdens de bouw. Veel van zijn familieleden en vrienden hadden een graf toebedeeld gekregen in Shachrisabz. Waarom dan niet zijn kleinzoon daar ook begraven?
De kroonprins stierf tijdens een militaire actie in iran in 1403. Direct na zijn overlijden werd begonnen met de bouw. De gesneuvelde werd gebalsemd en tijdelijk opgebaard in de madrasa naast de bouwwerf.
In januari 1405 begon Timur Lenk aan zijn grootste avontuur. Hij wilde met slechts 200.000 man richting China gaan, door de Chinese muur breken en het rijkste land van de wereld veroveren. Nog geen maand later en nog op zijn eigen grondgebied werd hij echter ernstig ziek. Hij stierf in de buurt van Otrar op 69-jarige leeftijd aan longontsteking. De bergpassen naar Shakhrisabz waren ingesneeuwd en daarom werd hij in een loden kist naar Samarkand getransporteerd. Omdat het mausoleum nog steeds niet klaar was werd ook hij opgebaard in de madrasa, naast zijn kleinzoon. Zijn lichaam werd gebalsemd in rozenwater, muskus en kamfer waarna het in een kist gelegd werd die gedecoreerd was met parels en kostbare halfedelstenen.
Het complex bevond aanvankelijk uit een monumentale toegangspoort waarachter een binnenplaats lag. Links van de ingang bevond zich de madrasa en rechts een chanaka resteren alleen de fundamenten. De toegangspoort staat er nog wel in volle glorie. Het mausoleum ligt recht tegenover de ingang.
Het hele mausoleum is een schoolvoorbeeld van Centraalaziatische architectuur: vierkant, achthoek en cirkel zijn tot een harmonieuze eenheid gesmeed. De geribbelde pompoenvormige koepel staat op een hoge trommel. Het stralende turquoise blauwe glazuur moet al van mijlenver te zien zijn geweest. De ribbels, gele en azuurblauwe versieringen spelen met het zonlicht. Geen moment van de dag zijn de kleuren en de schitteringen hetzelfde.
Het feitelijke mausoleum bestaat uit twee lagen, een crypte met de graven en een bovenzaal op straatniveau. De grafzerken in de bovenste laag zijn op precies dezelfde manier geordend als in de crypte eronder. Er is dus sprake van twee soorten graven, een cenotaaf of leeg siergraf en een echt graf.
De bovenzaal is gebouwd in een kruisvorm, ziaratchana. In het hart van het kruis liggen de cenotafen eveneens in een kruisvorm. Timur had voor zijn dood te kennen gegeven dat hij begraven wilde worden aan de voeten van zijn leermeester sjeik Mir Said Barake. Na zijn dood haalde men de resten van deze leermeester uit Andchui in Afghanistan naar Samarkand toe.
Timur’s grafsteen bestond ooit uit een jade-groene steen. In 1740 the warlord Nadir Shah bracht het naar Persia, waar het per ongeluk in twee brak. Vanaf toen kreeg Nadir Shah ongelooflijk veel ongeluk te verwerken, waaronder de bijna-dood van zijn zoon. Op aandringen van zijn religieuze raadgevers bracht hij de steen terug naar Samarkand en, natuurlijk, herstelde zijn zoon.
Miransjah en Sjahroech, twee van Timurs zonen, liggen direct naast hun vader. Miransjah links en Sjahroech rechts. De beroemde kleinzoon, Ulug Beg, is aan het voeteneind begraven. Op een kleine verhoging staat de grafsteen van een onbekende heilige man. Men weet dat het een heilige is omdat er naast het graf een paal met een jakkenstaart staat. De jakkenstaart is het symbool voor heilige mannen. De twee kleine grafstenen zijn van onbekende kinderen.
The plain marble marker to the left of Timur’s is that of Ulugbek; to the right is that of Mir Said Baraka, one of Timur’s spiritual advisors. The stones behind Timur’s mark the graves of his sons Shah Rukh (the father of Ulugbek) and Miran Shah. Behind these lies Sheikh Seyid Umar, the most revered of Timur’s teachers, said to be a descendant of the Prophet Mohammed. Timur ordered Gur-e-Amir built around Umar’s tomb.
De wanden van het mausoleum zijn aan de binnenkant versierd met marmer en gantsj-decoraties. Er zijn niet veel monumenten die op deze manier gedecoreerd zijn. De versieringen die zo gemaakt zijn geven een bijzonder subtiel reliëf. De oorspronkelijke kleuren, goud en azuur, zijn na restauratie weer overduidelijk zichtbaar. Ieder lichtstraaltje dat binnenvalt wordt eindeloos weerkaatst en blijft gevangen in de koepel.
Van een van zijn militaire expedities naar het oosten bracht Timur een groot blok zwartgroen nefriet mee, waar hij de cenotaaf van liet maken. Hierop staat in Arabisch schoonschrift dat hij “van dezelfde voorouders afstamt als Ghengis Khan en dat ze beiden ter wereld kwamen na een onbevlekte ontvangenis.” De kalligraaf verheft Timur hiermee alsnog boven de mensheid.
Met de inscriptie wordt verwezen naar een legende rond de geboorte van Timur. Zijn moeder, de maagd Alankoev, zou bevrucht zijn door zonnestralen uit de poorten van de hemel. Timur als halfgod. Van de madrasa en de chanaka zijn niets anders overgebleven dan wat interessante muurtjes die het grondplan aangeven. Op de binnenplaats staan wel twee andere voorwerpen die het bekijken waard zijn. In een van de hoeken ligt een rechthoekig stuk marmer, een kok-tash ofwel blauwe steen genoemd, fijn bewerkt met arabesken en bloemmotieven. Bijgelovige mensen uit Samarkand beweren dat de steen uit de hemel is komen vallen om de stad nog meer luister te geven. Velen beweren dat timur voor het eerst zijn troon op deze steen beklom. Vast staat dat de emirs van Buchara in de 17de eeuw deze steen gebruikten bij hun inhuldigingsceremonies. Wie van hen deze steen niet beklommen had werd niet erkend als heerser. Omdat de steen vrij hoog is werd een gevangene van hoge afkomst gebruikt als opstapje.
Vlakbij deze blauwe steen staat een enorme stenen schaal. Voordat een leger ten strijde trok werd deze schaal gevuld met granaatappelsap waar iedereen een deel van te drinken kreeg. Dit maakte de militairen krachtig en moedig.
The Soviet anthropologist Mikhail Gerasimov opened the crypts in 1941 and, among other things, confirmed that Timur was tall (1.7m) and lame in the right leg and right arm (from injuries suffered when he was 25) – and that Ulugbek died from being beheaded. According to every tour guide’s favourite anecdote, he found on Timur’s grave an inscription to the effect that ‘whoever opens this will be defeated by an enemy more fearsome than I’. The next day, 22 June, Hitler attacked the Soviet Union.
Lunch
Aan de oostrand van de binnenstad ligt de ruïne van een moskee die ooit de naam van Bibi Khanym heeft gekregen. Toen prins Timur in 1399 terugkwam van zijn grote militaire campagne naar India gaf hij opdracht deze te bouwen. De moskee moest in grandeur ieder religieus gebouw uit die tijd overtreffen. Ze moest zelfs nog groter en nog rijker gedecoreerd worden dan de grote moskee van Delhi. Op 11 mei van dat jaar legde men de eerste steen. In vijf jaar tijd verrees een gebouw dat zijn gelijke niet kende in de wereld. Aan de bouw werkten kunstenaars en ambachtslieden van over heel Timurs rijk dat zich uitstrekte van iran en de kaspische zee tot Delhi in India mee. Meer dan honderd steenhouwers hakten uit steengroeven nabij Pendzjikent de rotsblokken voor de fundamenten. Op speciaal ontworpen karren, getrokken door olifanten, kwamen de steenblokken op de bouwplaats. Langs de oevers van de Zarafsjon vonden de bouwmeesters de juiste klei voor de bakstenen. Eenmaal gebakken kregen ze een zachtgele kleur, ideaal voor de muren en koepels. De moskee heeft een rechthoekige plattegrond van 167x109m met op iedere hoek een minaret. De gelovigen betraden de moskee via een toegangspoort aan de oostzijde. Over de toegangspoort was een kolossaal portaalgebouw, pisjtak, geplaatst. Twee robuuste minaretten flankeerden de pisjtak. Ze gaven het geheel het aanzien van een bastion. Ook al vertoonde de moskee al in de eerste jaren van haar bestaan tekenen van verval, de grootste schade ontstond door de aardbeving van 1887. Toen stortten grote delen van de pisjtak in. Marmeren brokstukken die naar beneden kwamen liggen nog steeds verspreid over de binnenplaats.
Via de toegangspoort kwamen bezoekers uit op de binnenplaats. Recentelijk is men begonnen de pisjtak in zijn oude glorie te herstellen, weliswaar met nieuwe technieken. De hoofdingang is voorlopig door restauratiewerkzaamheden nog gesloten. Via een van de twee zij-ingangen kun je nu een moskee betreden en kom je op de binnenplaats.
De binnenplaats 64x76m was ooit volledig bekleed met marmer. Nu staan er enkele bomen in wat sobere plantsoenen. In het midden bevindt zich een gigantische lessenaar ofwel koranhouder. Deze was door Ulug Beg geplaatst in het hoofdgebouw maar in 1875 zetten men de lessenaar buiten op de binnenplaats neer. De moskee stond toen al op instorten. In de lessenaar hoorde een koran te liggen van zulke grote afmetingen en met zulke grote letters geschreven dat hij te lezen was vanaf de vier minaretten. De binnenplaats van het gebouw was omgeven door een open galerij met 400, volgens sommigen zelfs 480 koepels. Van de buitenkant zagen ze er identiek uit maar vanbinnen waren ze elk verschillend. De zuilen die de koepels droegen waren van marmer en kunstig bewerkt.
Recht tegenover het poortgebouw ligt de gebedszaal die bijna helemaal gerestaureerd is. Net als bij de toegang tot de moskee heeft de ingang van de zaal een hoog portaal, geflankeerd door twee minaretten. De minaretten zijn achthoekig en leunen naar boven iets taps toe ; ze lijken zo nog hoger dan ze in werkelijkheid zijn. Recht tegenover de ingang van de gebedshal ligt de gebedsnis, mihrab. Boven op de gebedshal staat een gigantische koepel met een doorsnede van 30m en een hoogte van maar liefst 44m.
Er worden verwoede pogingen gedaan de moskee in haar oude luister te herstellen. Nog geen decennium geleden was de moskee een ruine.
Er zijn twee theorieën waarom de moskee zo snel in verval raakte. Volgens de aanhangers van de ene theorie was er geen evenwicht tussen artistieke ideeën en de architectonische beperkingen van die tijd. De aanhangers van de andere theorie wijzen dit van de hand omdat er uit die tijd grotere boogconstructies stammen zoals het Ak Serai-mausoleum in Sjachrisabz. Volgens hen is het de slechte ondergrond en de niet goed uitgevoerde funderingen waardoor het gebouw al snel tekenen van verval toonde. De moskee was te snel gebouwd, binnen vijf jaar, in een gebied waar regelmatig aardbevingen voorkomen.
Gelukkig zijn de autoriteiten tot het inzicht gekomen dat de architectonische, kunstzinnige en cultuurhistorische waarde van de Bibi Khanym-moskee boven alle twijfel is verheven. Dat inzicht is echter pa de laatste jaren gekomen. De Oezbeekse bestuurders uit het begin van de sovjetperiode hadden meer oog voor andere zaken. Ze lieten de winkels die zich in de directe nabijheid van de moskee bevonden verwijderen en plaatsten een groot hek om het complex. De instortende moskee zou een gevaar voor de bevolking zijn. Tot in de jaren tachtig werd er weinig anders gedaan dan verder verval voorkomen.
Nu ligt dat anders. Na de onafhankelijkheid is een bijna absurde verheerlijking van Timur is men zeer voortvarend te werk gegaan. Alles wat maar enigszins te restaureren viel heeft men aangepakt. Zo is er een nieuwe boogconstructie van beton geplaatst in de pisjtak. Er gaan zelfs stemmen op om de moskee volgens de oude ideeën te herbouwen, inclusief de 400 koepels - of waren het er 480? Hiervoor zouden een woonwijk en een deel van de markt moeten verdwijnen. Een maquette van deze oorspronkelijke Bibi Khanym-moskee is te zien in Tashkent in een nieuw museum dat volledig gewijd is aan Timur.
The enormous congregational Bibi-Khanym Mosque, northeast of the Registan, was financed from the spoils of Timur's invasion of India and must have been the jewel of his empire. Once one of the Islamic world’s biggest mosques (the cupola of the main mosque is 41m high and the Pishtak or entrance portal, 38m), it pushed contemporary construction techniques to the limit, so much so that the dome started crumbling even before construction had finished.
The mosque partially collapsed in an earthquake in 1897 before being rebuilt in the 1970s and more rapidly in the years after independence.
Legend says that Bibi-Khanym, Timur’s Chinese wife, ordered the mosque built as a surprise while he was away. The architect fell madly in love with her and refused to finish the job unless he could give her a kiss. The smooch left a mark and Timur, on seeing it, executed the architect and decreed that women should henceforth wear veils so as not to tempt other men.
The interior courtyard contains an enormous marble Quran stand that lends some scale to the place. Local lore has it that any woman who crawls under the stand will have lots of children. The courtyard also contains two smaller mosques. The one on the left as you enter through the enormous main gate has an impressive unrestored interior festooned with Arabic calligraphy.
Recht tegenover de toegangspoort van de Bibi Khanym Moskee staat een klein mausoleum in de vorm van een toren met koepel. Dit gebouw wordt in de volksmond het graf van Bibi Khanym genoemd. Diverse wetenschappers hebben vastgesteld dat dit mausoleum deel was van een chanaka, een verblijfplaats voor derwisjen. In het gebouw is wel een graf gevonden maar men weet niet wie hier begraven ligt, in ieder geval niet Bibi Khanym. De chanaka is in opdracht van Ruman Aka gebouwd, de tweede vrouw van Timur en het nichtje van Sarai Mulk Khanum. Emir Timur trouwde haar in het jaar 1378 toen ze net 12 was geworden. Haar graf en een moskee die haar naam draagt bevinden zich op Shah i Zinde.
Theater
In de ochtend rijden naar Shakhrisabz.
“Groene stad” Ongeveer 80 m ten zuiden van Samarkand aan een aftakking van de zijderoute naar het zuiden ligt de geboorteplaats van Timur Lenk. De stad ligt in het dal van de Kasjka Darja en is een aller aantrekkelijkst provinciestadje met 60.000 inwoners. Het heeft een boeiend verleden en leuke bezienswaardigheden. Hoogstwaarschijnlijk is de stad gesticht in de 3de eeuw voor Christus en vormde ze een belangrijke schakel in de N-Z-route tussen Bactrie en Sogdie. Ze heette toen Kesh en tijdens de Arabische overheersing was het een centrum voor islamitische theologie. Ze kreeg de bijnaam Koebhat al ilm wa al’Adab (koepel van wetenschappen en moraal). Eeuwen later in 1336 werd in de omgeving prins Timur geboren.
Several years later, Timur called the best architects and craftsmen from Khorezm and ordered them to erect the grave of prince the Jakhongir's Mausoleum. Timur's court chronicler, Sharafiddin Yazdi, wrote: "On both the right and the left-hand side of the facade of that edifice he ordered that the building of makbarats (burial vaults) and new khazira should be completed for the emir-zade Jahangir and other descendants and nobles."
Timur's second son, Umarshaykh (Omar Sheikh), who was killed in 1393 - 1394 during the siege of the fortress of Kurd in Iran, was also buried in the Dor-us Siyodat complex in Omar Sheikh Mausoleum. The tomb intended for Amir Temur remained empty, because the fate willed that he was buried in Gur-Emir in Samarkand.
The Dor-us Siyodat buildings were destroyed when the forces of the Sheybanid ruler Abdullakhan II entered Shahrisabz in the second half of the XVI century, only the mausoleum of Jakhongir survived. The multi-chamber mosque of Khazrati Imam with a domed hall and a painted ayvan, or raised verandah, was built next to it in the mid - XIX century.
Seeing that the ruler remained impassive, he broke up the blocks and returned the gold to the exchequer. When Timur asked: "Why did you do that?" the architect replied: "So as to make sure of your determination to embark on constructing a building that requires vast expenditure." A second legend recounts that, after the main building work had been completed, Timur began to tell the craftsmen to hurry up and finish the decorative facing of the palace. But they were in no hurry to cover the building with majolica and mosaic. When the angry ruler ordered the chief architect to be brought before him, it emerged that had vanished after hanging a chain in the centre of the palace's main arch. Since no other craftsman of equal stature could be found, the building remained unfinished. Some time later, however, the architect suddenly appeared and, after making sure that the chain on the entrance arch was now considerably lower, embarked on decorating the building.
When Timur demanded an explanation of his strange flight and sudden reappearance, the architect replied: "I dared not disobey my sovereign's command, but I could not carry it out either. Stern punishment awaited me in either case, since such a majestic building had to settle and bed down firmly in the ground, otherwise all the decoration on it would be destroyed." The great ruler appreciated the craftsman's wisdom and resourcefulness.
The palace building in Shahrisabz took over a quarter of a century to construct. The Spanish ambassador, Ruy Gonzalez de Clavijo, who passed through Shahrisabz in 1404 on his way to the court of Timur in Samarkand, was astounded and charmed by the architectural miracle, and he left a detailed description of it, noting, however, that the splendid artistic decoration of the palace was still unfinished. The overall layout, scale and artistic appearance of Ak-Saray can be reconstituted from the descriptions of contemporaries and eyewitnesses, as well as from the results of archaeological excavation at the site. According to written accounts, the palace consisted of several stately, living or service quarters, grouped around separate courtyards.
The overall scale of the palace is impressive: the main courtyard alone, which has been reconstituted from the microrelief, was 120 - 125 m wide and 240 - 250 m long. The size of the other courtyards and of the outer perimeter of the palace has not been reconstructed owing to severe disturbance of the microrelief in the 15th - 16th centuries. Calculation of the proportions of the surviving elements of the site makes it fairly certain that the height of the main portal reached 70 m. It was topped by arched pinnacles (ko'ngra), while corner towers on a multifaceted pedestal were at least 80 m high. The main entrance portal was 50 m wide, and the arch had the largest span, 22.5 m, in Central Asia.
The architectural decor, featuring a wide variety of designs and colours, is particularly noteworthy in the artistic appearance of Ak-Saray. When using various techniques, however, the craftsmen bore in mind that the palace's main portal faced north, towards the capital, Samarkand. Given the poor light, the architects used only flat segmentation here and hence a continuous decorative treatment. The use of brick mosaic work, mainly dark and light blue in colour, forming large geometrical and epigraphic designs on a background of polished building brick, gives the portal a special softness of colour and an air of grand mystery.
The various mosaic and majolica work in the niche of the portal is particularly refined and highly coloured. The delicately executed foliate ornamentation incorporates exquisite calligraphic inscriptions of mainly Koranic content, although secular ones are found too. In the midst of the decorative facing, an inscription has survived, giving the date of completion, 798 (1395 - 1396), and the name of the craftsman, Muhammad Yusuf Tebrizi (from the Azeri city of Tabriz). According to Clavijo, who visited Ak-Saray, "in this palace was a very long entrance and a very high portal, and by the entrance, to right and left, were brick arches covered with tiles painted with various designs. Beneath these arches was what looked like small rooms without doors, and the floor inside them was covered with tiles. This was done so that people could sit there when the king was present. Beyond this was another door and after that a large courtyard, paved with white slabs and surrounded by richly decorated galleries. In the middle of the courtyard was a large pool. The courtyard was some 300 paces wide, and it gave access to a large house, in which was a very high and wide door, decorated with gold, azure and tiles of very fine workmanship. In the middle, above the door, a lion was depicted, lying in the sun, and exactly the same picture was to be found at the edges. This was the device of the king of Samarkand. After this, the envoys were taken to look at the chamber that the king had appointed for sitting and feasting with his wives, very spacious and luxurious. Before it was a large garden with many shady and assorted fruit trees. Inside it were many pools and artfully sited meadows. By the entrance to this garden there was such a vast space that many people could have enjoyed themselves sitting there in the summertime beside the water and beneath the shade of the trees. The workmanship in the palace is so luxurious that, in order to describe everything well, one has to go and examine it a little at a time."
The Ak-Saray palace is a grandiose piece of civil architecture, and not just by Central Asian standards. Historical tradition ascribes the destruction of the majestic edifice to Abdullakhan, who, during one of the sieges of unsubdued Shahrisabz, is supposed to have ordered the splendid structures of Timur and his descendants to be demolished. Be that as it may, of the once luxurious royal palace only the pillars and part of the arch of the main portal remained by the second half of the 18th century.
Next to the tomb of Sheikh Kulal stood the building of the
Dor-ut Tilovat madrasa. The remains of Emir Taragay were transferred to
one of its rooms. During the reign of Timur, Kulal's tomb was faced with
slabs of onyx marble. Later, under the rule of Ulughbek, a domed
mausoleum was erected over the site of Shamsiddin Kulal's burial and on
the remains of an earlier and more modest building. The Ko'k-Gumbaz
(Blue Dome) mosque was built opposite the mausoleum and on the same axis
in 1435. An inscription on its portal indicates that the mosque was
built by Ulughbek on behalf of his father, Shakhrukh. It is also known
as the Friday Mosque of Shahrisabz.
In 1437-1438, two years after the mosque's construction, a burial vault (makbarat) for the descendants and members of the Timurid clan was built, by order of Ulughbek, beside the south wall of the mausoleum of Shamsiddin Kulal. Among the marble gravestones of the XV-XVII centuries transferred to the burial vault at various times from the neighbouring cemetery, there are several examples that mention the names of the Termez Sayyids. This is the origin of the second, and later, name of the vault, the Gumbazi-Sayidon (Dome of the Sayyids).
Thus, around the enclosed courtyard of the Doruttilovat madrasa, a unified memorial complex of the same name took shape throughout the XIV and XV centuries - the Mausoleum of Shamsiddin Kulal, the madrasa itself with the gurkhana of Emir Taragay, the mosque and the makbarat, or burial vault, of Ulughbek. Between the two famous memorial ensembles of Shahrisabz, the Dor-us Siyodat and the Dor-ut Tilovat, lay an old cemetery, where members of the local aristocracy and the clergy were buried.
Behind the Dorus Siadat is a bunker
with a wooden door leading to the crypt of Tamerlane, discovered in 1943, when a
child playing football fell through the ground. The room is plain except for
Karanic quotations on the arches, which read as follows: “The Supremacy belongs
to Allah alone. He is Eternal”, and “All Good is in Allah's hands, He is
Allmighty". In the center of the room there is the marble sarcophagus. It is
covered with a huge, monolithic marble gravestone, which is 11 centimetres
thick, with 5 iron rings being attached at the corners and in the middle. One
the stone were found encryptions related to the life of Amir Timur, thus it is
believed that the crypt was intended for him.
In de namiddag terugrijden naar Samarkand
Vrije tijd
In 676 kwam de neef van de profeet Mohamed, Kusam ibn Abbas, met een leger naar Samarkand om de bevolking te bekeren. Maar daar zat niemand op hem te wachten. De ongelovige bevolking viel het leger aan en vermoordde iedereen, terwijl ze zaten te bidden. Ook Kusam werd slachtoffer van de geweldenaars. Ze onthoofdden hem maar wonderlijk genoeg stierf hij niet. Hij pakte zijn hoofd op in zijn handen en daalde af in een diepe put. Toen hij beneden kwam was het donker. Hij vroeg zich af of dit het paradijs was. Hij zag Mohammed die hem vroeg naar de situatie in de bovenwereld. Kusam Abbas zei: “Ze vechten.” “Waarom vechten ze? Om geld, goud of zilver?” “Nee” “Om land of water?” “Nee” “Waarom dan?” “Ze zoeken een stukje vrede.” “Die vrede vinden ze alleen hier.” De duisternis verdween en Kusam ibn Abbas zag dat hij midden in een paradijselijke tuin stond waar hij tot op de dag van vandaag leeft. Ooit als de bevolking zijn hulp nodig heeft om haar geloofsovertuiging te verdedigen zal hij weer naar de aarde terugkomen.
Vanaf de tijd dat Kusam ibn Abbas zijn aardse bestaan opgaf is Harrati Sjah i Zinde, de schrijn van de levende koning een belangrijk pelgrimsoord voor islamieten. Gelovigen bidden tot hem om het verdriet in het hart van de mensen te verdrijven. Hij vormt een lichtpunt in duistere tijden. Dat hij niet terugkeerde tijdens de stormachtige jaren na de sovjet revolutie gaf de gemeenschap moed. Ook timur Lenk erkende het belang van Kusams graf. Hij reserveerde plaatsen rondom het graf voor zijn familie en vrienden. Hij vond dat op iedere begraafplaats minstens een graf van een heilige moest staan zodat er altijd een poort naar het eeuwige paradijs in de buurt was. In de eeuwen na Timur ontstond een necropolis bij de tombe van Kusam die haar gelijke in de wereld niet kent. Maar liefst 17 monumentale mausolea, moskeeën en madrassa's staan hier bij elkaar langs een smal steegje.
Shah i Zinde is uniek. Nergens is de ontwikkeling in architectuur en decoratieve kunst tussen 1300 en 1900 zo duidelijk te zien als hier. Doordat Timur uit alle landen die hij veroverde kunstenaars, architecten en handwerkslieden meebracht naar Oezbekistan was er een voortdurende ontwikkeling gaande op alle terreinen van de kunsten en wetenschappen. Wie door Shah i Zinde loopt ziet het beste en mooiste dat in eeuwen is gemaakt. De decoraties zijn zo divers, kleurrijk en perfect dat het bijna te veel is.
Sjah i Zinde bevindt zich op loopafstand van de Bibi Khanym-moskee en op zo’n 2km van het Registan-plein. Het graf van Kusam Ibn Abbas lag aan de rand van het oude Afrasiab. Deze stad werd verwoest door de mongoolse horden onder leiding van Ghengis Khan. Timur verplaatste het centrum van de stad naar zijn huidige plaats maar hield dit ene oude straatje intact. Shah i Zinde is al in eeuwen niet veranderd. Er hebben nooit rigoureuze restauratieprojecten plaatsgevonden. Wat je ziet is bijna allemaal authentiek.
Het complex begint bij de Ulug Beg-poort, gebouwd in 1434. Direct achter de poort bevindt zich een Chahartak (“vier bogen”), het feitelijke eerste poortgebouw. Op de bogen is een koepel geplaatst waarin zich vier ramen bevinden, een noviteit uit het begin van de vijftiende eeuw. Een van de bogen geeft toegang tot een winter moskee uit het begin van de 20ste eeuw. Naast deze moskee bevindt zich de open veranda van de zomer moskee van Oesto Sadik uit 1910. Tegenover deze moskeeën staat een gebouw dat de Dawlet Koesj Beki madrasa genoemd wordt uit 1813. Dit nogal vervallen gebouw bevat een badhuis, erg ongebruikelijk bij een madrasa. Hierdoor twijfelt men of Dawlet Doesj Beki een madrasa, karavanserai of herberg voor reizigers, ribat heeft laten bouwen. Iets verderop aan de rechterkant bevindt zich het Kasi sade Roemi-mausoleum gebouwd tussen 1420 en 1435. Kasi sade Roemi was de enige leraar van Ulug Beg. het bevat naast een grafkamer ook een gebedsruimte. Zowel de grafkamer als de gebedsruimte heeft een koepeldak dat rust op een hoge trommel. De grootste van de twee, boven de gebedsruimte, rust op zijn beurt weer op een achthoekige constructie. Aan de buitenkant van de grootste trommel staat een korantekst en bij de kleinere trommel enkele namen van kaliefen, beide in gestileerde Koefische kalligrafie.
Een lange trap leidt naar een tweede poortgebouw. Je beklimt hier de oude stadsmuur van Afrasiab. Gelovigen dienen zorgvuldig het aantal treden te tellen tijdens een gebed. Als het aantal treden bij het bestijgen niet hetzelfde is als bij het afdalen heeft het bezoek aan het graf van Koesam geen zin gehad.
Het tweede poortgebouw, weer in de vorm van een tjahartak, stamt vermoedelijk uit de vijftiende eeuw maar er heeft waarschijnlijk een veel oudere toegangspoort op deze plaats gestaan, die toegang bood tot Afrasiab.
De groep van vijf monumenten direct achter de poort laat het mooiste en fijnste mozaïek- en faiencewerk zien dat Samarkand te bieden heeft. Het Emir Sade-mausoleum is uit 1386. De naam betekent prinsenzoon maar welke zoon van welke prins is onbekend. Het interieur stelt niet zoveel voor maar de façade is een schoolvoorbeeld van decoratieve kunst uit de veertiende eeuw. Verschillende technieken zijn gecombineerd tot een betoverende eenheid : gedraaide hoekzuiltjes, een fries met kalligrafie, keramisch vlechtwerk, mozaïek, en diep ingesneden faience. Naast het graf van Emir Sade staat een mausoleum dat de naam Sjadi Moelk Aka draagt.
Samarkand’s meest geliefde plaats is deze sensationele laan met mausolea, met enkele van de rijkst versierde tegelwerken in de moslimwereld. De naam, die “tombe van de levende koning” betekent, refereert naar zijn originele, binnenste en meest heilige schrijn - een complex van koele en stille kamers rond wat waarschijnlijk het graf van Qusam ibn-Abbasis. Hij zou de Islam naar dit gebied hebben gebracht in de 7de eeuw. Het meest sensationele tegelwerk uit het Timuriden-tijdperk dateert uit de 14de en 15de eeuw.
De schrijn van Qusam, een neef van de profeet Mohammed, bestond hier aan de rand van Afrosiab gedurende zeven eeuwen voor Timur en later Ulug Bek hier hun familie en naasten begroeven in de nabijheid van de originele schrijn.
De mooiste tombe is het Shodi Mulk Oko mausoleum (1372), laatste rustplaats van een zuster en nicht van Timur, tweede links achter de inkom trappen. De buitengewone majolica en terracotta - let op de minimale ruimte tussen de tegeltjes - was van zulk een buitengewone kwaliteit dat er bijna geen restauratie nodig was.
Na miraculeus meer dan zeven eeuwen te hebben overleefd met alleen wat klein onderhoud werden vele tombes op een agressieve en controversiële wijze gerestaureerd in 2005. Als gevolg daarvan zijn vele van de briljante mozaïeken, majolica en terracotta werk die je vandaag ziet niet origineel.
Shah-i-Zinda is een belangrijke pelgrimsplaats, dus betreed ze met respect en wees conservatief gekleed. Juist buiten de ingang zijn de funderingen van een 15de eeuws tahorathana (badhuis). Aan het einde van het pad tussen de mausolea kom je op Samarkand's belangrijkste begraafplaats, wat een fascinerende plaats om te wandelen.
Hier is ook de tombe van Daniel te vinden.
Lunch
Bezoek aan workshop of handmade silk paper in Koniguil village